Fictie L4 1KM

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.

Startopdracht: lees in je leesboek

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift
• Gevuld etui

Wat gaan we doen?

• Lesdoelen
• Mededelingen
• Fictie
• Aan het werk
• Opdracht 3, 4 en 5 bespreken
• Numo
• Huiswerk
• Evaluatie les

Mededelingen

Wat moet ik weten?

Lesdoelen

• Ik weet wat fictie en non-fictie is.
• Je kan je inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.

Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Fictie =

verzonnen

(realistisch/niet-realistisch)

Voorbeelden:

• leesboeken en strips
• films
• toneelstukken
• gedichten

Non-fictie =

niet verzonnen

Voorbeelden:

• schoolboeken
• nieuwsberichten
• kookboeken
• handleidingen

Wat is een personage?

Personages

• Personen die een rol in het verhaal spelen
• Belangrijkste personage: hoofdpersoon
• Andere personages: bijfiguren
• Inleven: je begrijpt het personage 

Zelfstandig werken

• Je werkt in stilte.
• Maak opdracht 6 en 7 vanaf blz. 64
• Maak opdracht 1 en 2 vanaf blz. 67
• Heb je vragen? Steek je hand op. 
  
  
• Klaar? Ga verder met fictie of ga lezen in je leesboek. 

Samenwerken

• Je mag zachtjes overleggen.
• Maak opdracht 6 en 7 vanaf blz. 64
• Maak opdracht 1 en 2 vanaf blz. 67
• Heb je vragen? Steek je hand op.
  

Klaar? Ga verder met fictie of ga lezen in je leesboek. 

Huiswerk bespreken

opdracht 5, 6 en 7 vanaf blz. 63

Numo.nl

gebruikersnaam: leerlingnummer

wachtwoord: leerlingnummer

Kijk de uitleg met oortjes in

Samenwerken

• Je mag rustig overleggen
• Ga naar Numo en maak je de sprongtoetsen van spelling, werkwoordspelling en/of grammatica. Je mag zelf kiezen waar je mee begint.
• Klaar? Ga aan de slag met de opdrachten die Numo klaarzet of werk aan fictie. 

Huiswerk

Datum:
dinsdag 5 september/woensdag 6 september

Maken:

• Maak opdracht 6 en 7 vanaf blz. 64
  
• Maak opdracht 1 en 2 vanaf blz. 67

Lesdoelen

• Ik weet wat fictie en non-fictie is.
• Je kan je inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!