2bk 4 nov 21 't Kofschip

't Kofschip
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

't Kofschip

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet
Kijk naar de laatste letter van de stam
Neem de stam van het werkwoord
Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n)
Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)

Slide 4 - Drag question

De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken 
vergissen
verbazen 
knippen
branden 
beloven

Slide 5 - Drag question

T
D
Ik heb beloof?
Welke tip gebruik je: Langer maken of 't KOFSCHIP
Sleep het naar de juiste letter.
Ik heb gebouw?
Ik heb geblus?
Ik heb geblus?

Slide 6 - Drag question

Bij welke werkwoorden kun je iets aan 't kofschip hebben?
A
zwak tegenwoordige tijd
B
sterk verleden tijd
C
zwak verleden tijd
D
sterk tegenwoordige tijd

Slide 7 - Quiz


´t kofschip (2)
Hij ... veel in zijn leven.


A
reisde
B
reiste
C
rijsde
D
rijste

Slide 8 - Quiz


´t kofschip
De hardloper ... naar lucht.


A
hapde
B
hapte
C
hapdde
D
haptte

Slide 9 - Quiz

't kofschip-x
Hij heeft in de bergen gewandel.
A
t
B
d

Slide 10 - Quiz

't kofschip-x
Hij heeft de tv daar neergeze.
A
t
B
d

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
A
Bij de tegenwoordige tijd
B
Bij alle persoonsvormen.
C
Bij de verleden tijd
D
Bij elk werkwoord

Slide 12 - Quiz

Vrijdag hebben we gebasketbal.

't kofschip-x
A
t
B
d

Slide 13 - Quiz

Zij is naar Amsterdam gefiets...

't kofschip-x
A
d
B
t

Slide 14 - Quiz

Bij het vdw gebruik je
't kofschip-x.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

't kofschip-x
Zij heeft om geld gevraag.
A
t
B
d

Slide 16 - Quiz

De uitzending wordt morgen herhaal.

't kofschip-x.
A
t
B
d

Slide 17 - Quiz


´t kofschip
Hij heeft in zijn leven veel ...


A
gereist
B
gereisd
C
gerijst
D
gerijsd

Slide 18 - Quiz

Je gebruikt 't kofschip bij:
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden

Slide 19 - Quiz

Huiswerk voor di 
Spelling blok 2



Maken opdr. 5 t/m 10
Leren lastige gevallen blz. 79
dictee doen we op school


Slide 20 - Slide