This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
't kofschip X
Slide 1 - Slide
Klankvaste ww = zwakke ww
Daar gebruik je het "t kofschip bij. Zwakken hebben hulp nodig
Om te bepalen wat de laatste letter is in VERLEDEN TIJD.
En bij het VOLTOOID DEELWOORD
verhuizen /verhuisde is verhuisd.
Slide 2 - Slide
'tkofschip bij zwakke ww
Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit 't kofschip? --> ik-vorm + te(n) Is de laatste letter van de stam GEEN medeklinker uit 't kofschip?
--> ik-vorm + de(n)
Slide 3 - Slide
Hoe werkt 't kofschip X
De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
straffen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en dus 'straff'
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van straff = f
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja dan +te(n)
5. Neem de 'ik-vorm' van het ww +te(n)
strafte(n)
Slide 4 - Slide
Sterke ww = klankveranderend
Brengen/ bracht/ gebracht
Bewijzen/bewees/ bewezen
Stelen/ stal/ gestolen
Slapen/sliep/ geslapen
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet
Kijk naar de laatste letter van de stam
Neem de stam van het werkwoord
Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n) Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)
Slide 7 - Drag question
De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken
vergissen
verbazen
knippen
branden
beloven
Slide 8 - Drag question
Je gebruikt 't kofschip bij:
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden
Slide 9 - Quiz
´t kofschip (2)
Hij ... veel in zijn leven.
A
reisde
B
reiste
C
rijsde
D
rijste
Slide 10 - Quiz
´t kofschip
Hij heeft in zijn leven veel ...
A
gereist
B
gereisd
C
gerijst
D
gerijsd
Slide 11 - Quiz
Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
A
Bij de tegenwoordige tijd
B
Bij alle persoonsvormen.
C
Bij de verleden tijd
D
Bij elk werkwoord
Slide 12 - Quiz
Wanneer gebruik je het trucje 'T KoFSCHiP X?
A
Bij alle persoonsvormen.
B
Bij persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.
C
Bij persoonsvormen in de verleden tijd.
D
Bij persoonsvormen in de verleden tijd en voltooid deelwoorden.
Slide 13 - Quiz
Voor het spellen van het voltooid deelwoord gebruik je 't kofschip
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Om de persoonsvorm te vervoegen met 't kofschip,
A
moet je de ik- vorm gebruiken
B
moet je de hij-vorm gebruiken
C
gebruik je het hele werkwoord zonder en
D
gebruik je het hele werkwoord
Slide 15 - Quiz
Vrijdag hebben we gebasketbal.
't kofschip-x
A
t
B
d
Slide 16 - Quiz
't kofschip-x Hij heeft in de bergen gewandel.
A
t
B
d
Slide 17 - Quiz
Als de laatste letter van het werkwoord zonder -en niet in 't kofschip zit,
A
komt er een t bij in de verleden tijd.
B
komt er een d bij in de verleden tijd.
C
komt er niks bij in de verleden tijd.
D
komt er een dt bij in de verleden tijd.
Slide 18 - Quiz
't kofschip-x Hij heeft de tv daar neergeze.
A
t
B
d
Slide 19 - Quiz
Welke letter doet NIET mee aan 't kofschip?
A
t
B
f
C
i
D
d
Slide 20 - Quiz
't kofschip-x Zij heeft om geld gevraag.
A
t
B
d
Slide 21 - Quiz
't kofschip-x
Zij is naar Amsterdam gefiets.
A
d
B
t
Slide 22 - Quiz
´t kofschip
De hardloper ... naar lucht.
A
hapde
B
hapte
C
hapdde
D
haptte
Slide 23 - Quiz
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
infinitief
persoonsvorm verleden tijd
persoonsvorm tegenwoordige tijd
zong
gezongen
zingend
zingt
zingen
Slide 24 - Drag question
Sleep het werkwoord naar de bijbehorende werkwoordsvorm.
persoonsvorm tt hij-vorm
persoonsvorm tt wij-vorm
persoonsvorm vt enkelvoud
persoonsvorm vt meervoud
voltooid deelwoord
tegenwoordig deelwoord
vertelt
pestten
veranderd
zou
pesten
lezend
Slide 25 - Drag question
persoonsvorm tt enkelvoud
persoonsvorm tt meervoud
persoonsvorm vt enkelvoud
persoonsvorm vt meervoud
voltooid deelwoord
bijvoeglijk naamwoord
besteed of besteedt
bestede
besteed
besteden
besteedden
besteedde
Slide 26 - Drag question
hele
werkwoord
Ik- werkwoord vt
voltooid deelwoord
ontzien
gedronken
lopen
liep
koken
kook
snoepte
gekookt
snoepen
vallen
gelopen
gevallen
viel
gesnoept
Slide 27 - Drag question
Huiswerk voor ma 11 nov
Maken opdracht 1 t/m 4
Je weet hoe je 't Kofschip moet gebruiken voor de schrijfwijze van de werkwoorden in de verleden tijd.