Tijd van Wereldoorlogen

Tijd van Wereldoorlogen
Pak je laptop erbij.


Quiz maken :-)
Daarna zelfstandig aan het werk. 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 46 min

Items in this lesson

Tijd van Wereldoorlogen
Pak je laptop erbij.


Quiz maken :-)
Daarna zelfstandig aan het werk. 

Slide 1 - Slide

Wanneer is de tijd van wereldoorlogen?
A
1850-1950
B
1900-1950
C
1900- 1945
D
1914 -1945

Slide 2 - Quiz

Aan het begin van de Tijd van Wereldoorlogen hielden veel Europeanen van hun land. Hoe noem je het als je erg trots bent op je land?(R)
A
Militarisme
B
Imperialisme
C
Nationalisme
D
Kapitalistisme

Slide 3 - Quiz

De tijd van wereldoorlogen hoort bij de historische periode...
A
Vroeg-Moderne tijd
B
Moderne Tijd
C
Burgers en Stoommachines

Slide 4 - Quiz

De tijd van wereldoorlogen komt vóór de tijd van burgers en stoommachines
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is militairisme?
A
Trots zijn op alles dat met het leger te maken heeft.
B
Trots zijn op je eigen land en volk.
C
Trots zijn op je ouders.
D
Zoveel mogelijk koloniën veroveren.

Slide 6 - Quiz

Wat is GEEN oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Moord op Frans Ferdinand
B
Bondgenootschappen
C
Loopgraven
D
Wraakgevoelens

Slide 7 - Quiz

Een briefkaart uit de Eerste Wereldoorlog.

Van welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog is dit een voorbeeld?
A
Modern imperialisme
B
Nationalisme
C
Bondgenootschappen
D
Vijandbeelden

Slide 8 - Quiz

De eerste wereldoorlog was van... tot...?
A
1914-1917
B
1940-1945
C
1914-1918
D
1914-1919

Slide 9 - Quiz

Wat zijn loopgraven?
A
Versterkingen om soldaten te beschermen
B
Graven van soldaten in de vorm van een geweerloop
C
Smalle gangen in de grond om soldaten te beschermen
D
Graven waar je in kon lopen

Slide 10 - Quiz

Wat klopt niet over de loopgraven
A
bestaan uit prikkeldraad, bunkers en tunnels
B
werden bestookt met zwaar geschut en gifgas
C
liggen tussen Nederland en België
D
miljoenen slachtoffers maar geen terreinwinst

Slide 11 - Quiz

Loopgraven waren voornamelijk aan het Westfront
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Nederland deed niet mee aan de Eerste Wereldoorlog. Nederland was in de Eerste Wereldoorlog....
A
in wapenstilstand met Duitsland.
B
Nederland bestond nog niet tijdens de Eerste Wereldoorlog.
C
neutraal.
D
bezet door Duitsland.

Slide 13 - Quiz

Waarom is de Eerste Wereldoorlog een Wereldoorlog?
A
Er werd in veel landen gevochten
B
Heel Europa was in oorlog
C
Er werd gevochten op meerdere continenten in de wereld
D
De hele wereld kon lezen over de oorlog

Slide 14 - Quiz

Periode Weimar Republiek
A
1918-1929
B
1918-1933
C
1918-1939
D
1918-1940

Slide 15 - Quiz

Wat waren duidelijke kenmerken van de Weimar Republiek?
A
Gebrek aan alles en hoge werkeloosheid
B
Duitsland wilde het Ruhr gebied terug winnen.
C
Democratie schuld van Vrede van Versailles.
D
Hyper inflatie.

Slide 16 - Quiz

Verdrag in Versailles
A
1919
B
1914
C
1918
D
1929

Slide 17 - Quiz

Wat was het Verdrag van Versailles?
A
Een verdrag dat gesloten werd in 1919
B
Een nieuwe grondwet in Frankrijk
C
Een wapenstilstand tussen Duitsland en Engeland
D
Een verdrag dat werd gesloten na de Tweede Wereldoorlog

Slide 18 - Quiz

Wat stond niet in het Verdrag van Versailles
A
omvang Duitse leger
B
Hoogte herstelbetaling
C
grenzen van Duitsland
D
straf Duitse generaals

Slide 19 - Quiz

Wat was de Volkenbond?
A
Naam van de democratische Duitse republiek van 1919-1933
B
Organisatie waarin landen samenwerkten om door overleg conflicten op te lossen
C
Naam van de democratische Duitse republiek van 1914-1919
D
Organisatie die volken met elkaar verbond.

Slide 20 - Quiz

Wat was het doel van het Dawes-plan?
A
De Eerste Wereldoorlog beëindigen
B
Duitsland en Frankrijk geld lenen
C
De beurscrisis beëindigen
D
De Duitse economie en Amerikaanse handel bevorderen

Slide 21 - Quiz

De economische crisis ontstond in ...
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Amerika
D
Groot-Britannië

Slide 22 - Quiz

fascisme is ...
A
politieke beweging die gelooft in militarisme, nationalisme en antidemocratie
B
politieke beweging die gelooft in gelijkheid en militairisme
C
politieke beweging die geloofd in antisemitisme
D
politieke beweging die gelooft in gelijkheid en antidemocratie

Slide 23 - Quiz

Het communisme is
A
Een ideaal wat uitgaat van vrijheid boven gelijkheid
B
Een ideaal wat uitgaat van gelijkheid boven vrijheid
C
Een ideaal wat bestaat uit vraag en & aanbod
D
Een systeem die kansen vergroot voor loonwerkers

Slide 24 - Quiz

Wie is Karl Marx?
A
De bedenker van het Communisme
B
De leider van de Sovjet Unie
C
De president van Amerika
D
De winnaar van de beste baarden wedstrijd

Slide 25 - Quiz

Wat is een kenmerk van de NSDAP? Maak de zin af:

De NSDAP is een partij …
A
...die voor een dictatuur is
B
...die voor samenwerking is met andere partijen.
C
...die voor vrijheid van meningsuiting is.
D
...die voor vrije verkiezingen is.

Slide 26 - Quiz

Het is 1933...
Hitler was..
A
leider van de grootste partij van Duitsland
B
rijkskanselier
C
dictator
D
leider van Duitsland

Slide 27 - Quiz

Was was geen doel van Hitler
A
bewaren van vrede in Europa
B
herstel economie Duitsland
C
ongedaan maken verdrag van Duitsland
D
opbouw van het Duitse leger

Slide 28 - Quiz

Een totalitaire samenleving is...
A
Een samenleving waarbij het geloof heel belangrijk is
B
Een samenleving waar de overheid alle macht heeft
C
Een samenleving waar het leger heel belangrijk is
D
Een samenleving waarin de arbeiders alle macht hebben

Slide 29 - Quiz

Wat hoort bij de februari revolutie van 1917
A
Lenin grijpt de macht
B
Vrede tussen Duitsland en Rusland
C
Voorlopige regering wordt afgezet
D
Tsaar Nicolaas II treedt af

Slide 30 - Quiz

Waarom breekt de februari revolutie uit?
A
Door de slechte oorlogsresultaten, voedseltekorten en algemene ontevredenheid over de tsaar
B
Door het strikte regime van de tsaar en de slechte oorlogsresultaten
C
Vanwege de grote hoeveelheid honger waar de bevolking onder leed
D
Door de verloren oorlog tegen Japan en Duitsland

Slide 31 - Quiz

Wat hoort NIET bij Stalin?
A
terreur
B
vierjarenplan
C
collectivisatie van de landbouw
D
industrialisatie

Slide 32 - Quiz

Welke vragen heb je voor de toets?

Slide 33 - Open question

Aan het werk
Kies uit: 
  1. Nog niet gemaakte opdrachten maken (voor stempels). 
  2. Opdrachten van de Afsluiting H4 maken. 
  3. Quiz maken (zie It's Leaning)

Slide 34 - Slide