herhaling taalverzorging H3

 Taalverzorging H3: pv en ond
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Taalverzorging H3: pv en ond

Slide 1 - Slide

Huiswerk
Je moest maken blz. 116 t/m 119
Gaan we samen nakijken.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 4 - Quiz

Medewerkers van de Dierenambulance hebben zich over de hamster ontfermd.
________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

Volgens een politievoorlichtster maakt hij het goed. hamster ontfermd.
_______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
- Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Morgen gaan Lex en Lars voetballen.

Slide 11 - Open question

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mijn moeder doet altijd de boodschappen.
A
Mijn moeder
B
doet
C
altijd
D
de boodschappen

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Waarom lust jij geen spruitjes?
A
Waarom
B
lust
C
jij
D
geen spruitjes

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

lef hebben
A
brutaal zijn
B
onbeschoft zijn
C
moed hebben

Slide 16 - Quiz

Hebben
Hij
A
hebben
B
heb
C
hebt
D
heeft

Slide 17 - Quiz

Zijn

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Willen
Wat is willen?

Slide 20 - Slide

Wilt of wil? 
Zet de juiste woorden van het werkwoord 'willen' erachter:
                        
Ik                           .......................
hij/zij/het           .......................
jij/ je                     .......................
wij/zij/ jullie      .......................

Slide 21 - Slide

Maak opdracht 7 op pagina 242 

Slide 22 - Slide

Willen
....... u mij even helpen?
A
willen
B
wilt
C
wil
D
wild

Slide 23 - Quiz

(Willen) jij de deur dichtdoen?
A
Wilt
B
Wil
C
Willen

Slide 24 - Quiz

Willen

...... jullie een broodje kaas?
A
wild
B
wilt
C
wil
D
willen

Slide 25 - Quiz

Wat betekent 'zullen'?
A
kennen
B
gaan
C
zijn
D
hebben

Slide 26 - Quiz

SO
Aanstaande woensdag het SO.
doorlezen: pv (persoonsvorm)
ond (onderwerp)
Leren: moeilijike werkwoorden.
Lezen: woorden blz.119

Slide 27 - Slide