voegwoord, PSV en bez vnw vwo 1 (Max editie)

pers vnw en bez vnw
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

pers vnw en bez vnw

Slide 1 - Slide

aan het eind van deze lessonUp....
  • kun je een voegwoord herkennen
  • ken je de kenmerken van een PSV en BZV
  • kun je de PSV en BZV herkennen

Slide 2 - Slide

voegwoord
Een voegwoord verbindt twee zinsdelen óf twee zinnen
 aan elkaar. 

Slide 3 - Slide

Voegwoord
Een samengestelde zin heeft meestal ook een voegwoord. 

Moet je een samengestelde zin vervoegen (zinsdelen benoemen), zet dan een dubbele zinsdeelstreep || voor het voegwoord en een enkele | erna. 

Het voegwoord benoem je niet (= geen zinsdeel). 

Slide 4 - Slide

Wat is een voegwoord?
Een voegwoord is een woord dat twee deelzinnen met elkaar verbindt. 

Voegwoorden zijn in twee soorten te verdelen:

- nevenschikkende voegwoorden; hoofdzin en hoofdzin
- onderschikkende voegwoorden: hoofdzin en bijzin 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Voornaamwoorden

  • Een PSV verwijst naar 1 of meerdere personen

  • Je gebruikt de onderwerps- of voorwerpsvorm
  • Een voornaamwoord (vnw) is een woord dat in de plaats kan komen voor een zelfstandig naamwoord of een zinsdeel:
  • bijv. Rachid geeft het ingepakte cadeau aan zijn zus. -->           Hij geeft het aan haar.
  • Tip: een PSV kun je vervangen door een naam.                             

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord (PSV)

Slide 8 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord (BZV) 

- Geeft aan van wie iets is (bezit)

- Het kan géén zn vervangen

- Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord

- Soms staat er een bijv. nw tussen-->mijn nieuwe fiets

- Tip: vul je een naam in--> je hoort dan naam +S

Jouw kat loopt buiten in de regen.

Luuks kat loopt buiten in de regen.

Slide 9 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord(BZV)

Slide 10 - Slide

Verschillen PSV en BZV
  • Staat het PSV achter het bezit en staat er het woordje 'van' voor? 
  • -->Dan is het geen bezittelijk vnw, maar een PSV:
  • Bijv. Die fiets is van mij (pers.vnw) (vul naam in: Jan)
  • Bijv. De tassen zijn van ons (pers.vnw) (vul naam in: Jan)

Slide 11 - Slide

Waarom is deze zin fout?
Ik geef hij een cadeau.

Slide 12 - Open question

Waarom is deze zin fout?
Na de lunch eten hun een ijsje.

Slide 13 - Open question

Jou
timer
0:15
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Dat
timer
0:15
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Jouw
timer
0:15
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Quiz

Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Het woord:
UW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Wij hebben ons vergist.
wij =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

Het is jouw boek.

Jouw =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

Wie haalt jullie op?

jullie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 22 - Quiz

Jullie proefwerken zijn nog niet nagekeken.

Is 'jullie' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 23 - Quiz

Dat zou Ans aan jou kunnen geven.

Is 'jou' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 24 - Quiz

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 25 - Quiz

snap je wat een voegwoord is?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

Snap je wat een persoonlijk voornaamwoord is?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Snap je wat een bezittelijk voornaamwoord is?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

Heb je verder nog vragen?

Slide 29 - Open question