70. verkleinwoorden

Goedemorgen
Ga rustig op je vaste plek zitten.
Leg op de hoek van je tafel (dicht):    laptop, werkboek en schrift, leesboek
Start met stillezen in je leesboek ( 6 minuten )
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen
Ga rustig op je vaste plek zitten.
Leg op de hoek van je tafel (dicht):    laptop, werkboek en schrift, leesboek
Start met stillezen in je leesboek ( 6 minuten )

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Stillezen
timer
6:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Lesdoel
Klaar?
- nakijken
- puzzel
Vandaag:
- stillezen  
- uitleg verkleinwoorden + oefenen
- (zelfstandig) werken


Je zet je Lesson Up klaar:
- laptop


hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Ik kan op de juiste manier verkleinwoorden spellen.

Slide 3 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               










Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Voorkennis
Vraag? wacht tot na de uitleg.

Slide 4 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Waaraan herken je een zelfstandig naamwoord?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Welke stukjes plak je achter een znw om er een verkleinwoord van te maken?

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Rechts zie je de verkleinwoorden.
Kijk goed naar de lidwoorden. Wat valt je op?

Slide 7 - Slide

Dus de basisregel is: het woord eindigt op -je
De tweede regel is: het woord heeft het lidwoord 'het'.



Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Vraag? wacht tot na de uitleg.

Aan het eind van de uitleg kun je de quizvragen goed maken.
Hoe maak ik van een znw een verkleinwoord?
Luister naar de uitleg.

Slide 8 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







-pje / -tje / -etje    ng-k

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

(uitspraak)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Kennisquiz
timer
5:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welk woord is een verkleinwoord?
A
minder
B
weinig
C
oranje
D
boekje

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions


Een verkleinwoord is altijd een ..... ?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Verkleinwoorden hebben altijd 'het' als lidwoord




A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van woning?
A
woningkje
B
woninkje
C
woningetje

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
Verkleinwoord met JE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
hand
fiets
verkleinwoord

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions


1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.

2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Verkleinwoord van:
pudding
A
puddingtje
B
puddingje
C
puddingetje
D
puddinkje

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van 'radio'?
A
radiotje
B
radiootje
C
radio'tje

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welk verkleinwoord is correct geschreven?
A
barretje
B
bikini'tje
C
chocolaadje
D
dineetje

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welk verkleinwoord is correct geschreven?
A
ponytje
B
pyjamaatje
C
souveniertje
D
taxi'tje

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is juist?
A
paraplutje
B
paraplu'tje
C
parapluutje

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Opdr. 1-2 (schrift) 3 (boek)
Opdr. 1-2-3 (schrift)      Toets bekijken + bespreken
230 - 231
251
Klaar?             Laat je werk door de docent nakijken.   Goed = rustig iets voor jezelf doen.
timer
15:00

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Verkleinwoorden
Hoe maak je de volgende verkleinwoorden? (Uitspreken)

  • school
  • koning
  • baby
  • café

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
*Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
*Bij woorden die eindigen op -y na een medeklinker of op -u (uitgesproken als oe), schrijf jetje met apostrof.
*Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of tje (met apostrof).

Slide 28 - Slide

This item has no instructions