Past simple en werkwoorden
Regelmatige werkwoorden zet je in de past simple door er –(e)d achter te zetten
Voorbeeld: to walk = walked , to decide = decided
Onregelmatige werkwoorden moet je de 2e vorm gebruiken
Onregelmatige werkwoorden moet je uit je hoofd leren.
Voorbeeld: to be = was/were, to run = ran, to go = went