3B Hoofdstuk 7

3B Toets H7 Statistiek
1 / 28
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

3B Toets H7 Statistiek

Slide 1 - Slide

Wat betekent het punt (4,20)

Slide 2 - Open question

Hiernaast staan twee tabellen die gaan over onze afvalverwerking.

Welke manier van afvalverwerking neemt het meest af?

(klik op de afbeelding om te vergroten)

Slide 3 - Open question

De volgende conclusie gaat over de tabellen.
Is deze conclusie juist of onjuist?
(Klik op de afbeelding om te vergroten)


Het percentage verbrand afval neemt toe.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Aan 1000 ouders is gevraagd hoe zij omgaan met kleedgeld voor hun kinderen.

61% geeft geen kleedgeld. Hoeveel ouders zijn dit?


Slide 5 - Open question

Aan 1000 ouders is gevraagd hoe zij omgaan met kleedgeld
voor hun kinderen. (Klik op de afbeelding om te vergroten)

Hoeveel ondervraagde ouders geven meer dan € 75,- per maand?

Slide 6 - Open question

De volgende conclusie gaat over de tabellen.
Is deze conclusie juist of onjuist?
(Klik op de afbeelding om te vergroten)


De totale hoeveelheid afval neemt toe.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz


A

Slide 8 - Quiz

Aan 1000 ouders is gevraagd hoe zij omgaan met kleedgeld
voor hun kinderen. (Klik op de afbeelding om te vergroten)

Hoeveel procent van de ouders geeft wel kleedgeld, maar
geen vast bedrag?
A
61%
B
18%
C
21%
D
39%

Slide 9 - Quiz

Je ziet hier rechts twee diagrammen. Wat voor een soort diagrammen zijn dit?

Slide 10 - Open question

3a.
Hoeveel kost een abonnement als je 1 keer per week sport?
A
0
B
25
C
50
D
75

Slide 11 - Quiz

3b. en als je 2 keer per week sport?
A
0
B
25
C
50
D
75

Slide 12 - Quiz

3c. Henjo sport 5 keer per week. Hoeveel moet hij betalen?
A
0
B
25
C
50
D
75

Slide 13 - Quiz

Vraag 4
a. Wat betekent het punt (10,20)
A
10 koershoekmeters kosten €20,-
B
20 koershoekmeters kosten €10,-

Slide 14 - Quiz

Vraag 4
b. De koershoekmeter koop je per doosje. Hoeveel koershoekmeters zitten er in 1 doosje?
A
0
B
1
C
10
D
20

Slide 15 - Quiz

Vraag 4
c. Meneer Bosch heeft 34 koershoekmeters nodig. Hoeveel doosjes moet hij bestellen?
A
34
B
4
C
40
D
3

Slide 16 - Quiz

Vraag 4
d. Hoeveel moet hij betalen?
A
€60,-
B
€34,-
C
€40,-
D
€80,-

Slide 17 - Quiz

vraag 5
a. Welke maat hoort er bij een heupomtrek van 98 cm?
A
34
B
36
C
38
D
40

Slide 18 - Quiz

vraag 5
b. Hennie heeft maat 36. Welke heupomtrek kan Hennie hebben?
A
100
B
97
C
94
D
91

Slide 19 - Quiz

vraag 6
a. Simone huurt een OV-fiets voor 10 uur. Hoeveel moet zij betalen?
A
€3,15
B
€6,30
C
€9,45
D
€10,-

Slide 20 - Quiz

c. Arjen huurt een OV-fiets voor 40 uur. Hoeveel moet hij betalen?
A
€3,15
B
€6,30
C
€9,45
D
€10,-

Slide 21 - Quiz

d. Hoeveel euro is de sprong tussen de treden?
A
€3,00
B
€6,30
C
€0
D
€3,15

Slide 22 - Quiz

Vraag 7
b. Gerrie huurt een scooter voor 6 uren. Hoeveel moet hij betalen?
A
€20,-
B
€35,-
C
€50,-
D
€55,-

Slide 23 - Quiz

Vraag 8
b. Hoeveel seconden is een periode hier?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 24 - Quiz

Vraag 9
a. Welke maximumhoogte hoort hierbij?
A
10
B
30
C
40
D
45

Slide 25 - Quiz

Vraag 11 Noa zit in een reuzerad. In de grafiek zie je de hoogte van Noa in het reuzenrad.
a. Wat is het maximum?
b. Wat is het minimum?
A
maximum= 18 minimum= 2
B
maximum= 20 minimum= 0
C
maximum= 360 minimum= 0
D
maximum= 2 minimum= 18

Slide 26 - Quiz

Vraag 11
c. Hoeveel seconde is 1 periode?
A
40
B
360
C
90
D
45

Slide 27 - Quiz

Vraag 11
d. Noa zit 4,5 minuten in het reuzenrad. Hoeveel keer is zij rondgegaan?
A
3
B
2
C
4,5
D
4

Slide 28 - Quiz