H4 Is er werk voor jou? 4.2 Waar wil je werken? (pincode 7e editie)

Welkom! H4 Is er werk voor jou?




4.2 Waar wil je werken?
1 / 49
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom! H4 Is er werk voor jou?




4.2 Waar wil je werken?

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen 4.1 Wat levert werken op? 

- 4.2 Waar wil je werken? Deel 1
- Tussentijds zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Slide

Herhaling 4.1
Leerdoelen:
  

Je kunt nu

- Uitleggen wat het minimum (jeugd)loon is √
- Berekeningen maken met het minimum (jeugd)loon √

Slide 3 - Slide


Miriam verdient €2.295,00 per maand. Op haar brutoloon wordt €317,00 aan loonbelasting en €112,00 aan sociale premies ingehouden.

Bereken het bedrag dat op het loon van Miriam wordt ingehouden. Bereken ook het nettoloon.

Slide 4 - Open question


Brutoloon van Safan is €3.306,00. Op zijn brutoloon wordt 36% ingehouden voor loonheffing en sociale premies.

Bereken het bedrag dat op het loon van Safan wordt ingehouden. Bereken ook het nettoloon.

Slide 5 - Open question

4.2 Waar wil je werken? Deel 1
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

- Benoemen welke arbeidsmotieven je kunt hebben
- Benoemen welke productiesectoren er zijn
- Uitleggen wat arbeidsverdeling is

Slide 6 - Slide

Redenen om te werken
Arbeidsmotieven = redenen om te werken

Je kunt verschillende arbeidsmotieven hebben:
  • geld verdienen
  • nuttig en zinvol bezig zijn
  • je werk levert contacten op
  • een baan geeft regelmaat aan je leven
  • je leert nieuwe dingen

Slide 7 - Slide

In welke sector wil je werken?
Productie en arbeid kun je in verschillende productiesectoren indelen:


  • agrarische sector; landbouw, visserij, mijnbouw
  • industriële sector; fabrieken, bouw, ambachten (bakker, slager)
  • dienstverlenende sector; winkels, banken, overheid



Slide 8 - Slide

Ieder een eigen taak
Het werk bij een bedrijf is verdeeld in verschillende banen.
Dit heet arbeidsverdeling.

Bij arbeidsverdeling
  • Doet iedereen waar hij/zij goed in is.
  • Heeft iedereen zijn eigen specialisatie.

Slide 9 - Slide

Zelfstandig aan het werk 
timer
10:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 2 t/m 8 op bladzijde 104 en 105. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 10 - Slide

Opgave 2a blz 104

Wat zijn arbeidsmotieven?

Slide 11 - Open question

Opgave 2b blz 104:

Noteer met zo weinig mogelijk woorden welke vijf arbeidsmotieven er zijn.

Slide 12 - Open question

Opgave 2c blz 104:

Welk arbeidsmotief is belangrijk voor jou?

Slide 13 - Open question

Opgave 3 blz 104:

Welke arbeidsmotieven kunnen deze vrijwilligers hebben? Noem er twee.

Slide 14 - Open question

Opgave 4 blz 105:
Verbind elke beschrijving en elk beroep met de juiste sector.

Bedrijven die diensten verlenen

Slide 15 - Open question

Opgave 4 blz 105:
Verbind elke beschrijving en elk beroep met de juiste sector.

Bedrijven die grondstoffen leveren.

Slide 16 - Open question

Opgave 4 blz 105:
Verbind elke beschrijving en elk beroep met de juiste sector.

Bedrijven die grondstoffen tot producten verwerken.

Slide 17 - Open question

Opgave 5 blz 105

Kies onder elke afbeelding de productiesector die erbij hoort. Afbeelding 1:
A
Agrarische sector
B
Dienstverlenende sector
C
Industriële sector

Slide 18 - Quiz

Opgave 5 blz 105

Kies onder elke afbeelding de productiesector die erbij hoort. Afbeelding 2:
A
Agrarische sector
B
Dienstverlenende sector
C
Industriële sector

Slide 19 - Quiz

Opgave 6 blz 105

Wat is arbeidsverdeling?

Slide 20 - Open question

Opgave 7 blz 105

Kies het juiste antwoord.
A
Mensen doen afwisselend werk.
B
Mensen doen hun werk met plezier.
C
Mensen doen vooral uitvoerend werk.
D
Mensen doen waar ze goed in zijn.

Slide 21 - Quiz

Opgave 8 blz 105:

Kies de twee mogelijke nadelen voor werknemers.
A
Je bent niet overal inzetbaar.
B
Je moet harder werken.
C
Je nettoloon is lager.
D
Je werk kan saai worden.

Slide 22 - Quiz

Afsluiting
Leerdoelen:

Je kunt nu

- Benoemen welke arbeidsmotieven je kunt hebben √
- Benoemen welke productiesectoren er zijn √
- Uitleggen wat arbeidsverdeling is √

Slide 23 - Slide

Welkom! H4 Is er werk voor jou?




4.2 Waar wil je werken?

Slide 24 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen 4.2 Waar wil je werken? 

- 4.2 Waar wil je werken? Deel 2
- Tussentijds zelfstandig aan het werk


Slide 25 - Slide

Herhaling 4.2 Deel 1
Leerdoelen:
  

Je kunt nu
- Benoemen welke arbeidsmotieven je kunt hebben √
- Benoemen welke productiesectoren er zijn √
- Uitleggen wat arbeidsverdeling is √

Slide 26 - Slide


Noteer met zo weinig mogelijk woorden welke vijf arbeidsmotieven er zijn.

Slide 27 - Open question

Welke 3 productiesectoren ken je?

Slide 28 - Open question

Wat is arbeidsverdeling?

Slide 29 - Open question

4.2 Waar wil je werken? Deel 2
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

- Uitleggen wat het verschil is tussen leidinggevend en uitvoerend werk
- Uitleggen wat het verschil is tussen geschoold en ongeschoold werk


Slide 30 - Slide

Leidinggevend of uitvoerend?
Leidinggevend werk:
  • Je geeft opdrachten aan anderen.
  • Je bent verantwoordelijk voor het eindresultaat.

Uitvoerend werk:
  • Je voert opdrachten uit die je opgedragen krijgt.


Slide 31 - Slide

Geschoold of ongeschoold
Voor geschoold werk:
Heb je wel een beroepsopleiding nodig

Voor ongeschoold werk:
heb je geen beroepsopleiding nodig


Slide 32 - Slide

Zelfstandig aan het werk 
timer
10:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 9 t/m 14 op bladzijde 106 en 107. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 33 - Slide

Opgave 9a blz 106: Bekijk de afbeelding

Welke persoon op de afbeelding doet leidinggevend werk?
A
De persoon links.
B
De persoon rechts.

Slide 34 - Quiz

Opgave 9b blz 106:

Leg uit waarom je voor deze persoon gekozen hebt.

Slide 35 - Open question

Opgave 9c blz 106:

Wat lijkt jou leuker om te doen: leidinggevend werk of uitvoerend werk? Leg je keuze uit.

Slide 36 - Open question

Opgave 10 blz 106:

Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit.
Bert is vrachtwagenchauffeur.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk

Slide 37 - Quiz

Opgave 10 blz 106:

Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit.
Dion is bedrijfsleider.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk

Slide 38 - Quiz

Opgave 10 blz 106:

Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit.
Hugo is docent economie.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk

Slide 39 - Quiz

Opgave 10 blz 106:

Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit.
Soraya is directeur van een IT-bedrijf.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk

Slide 40 - Quiz

Opgave 11 blz 107:
Kies het juiste antwoord

Voor geschoold werk heb je wel / niet een beroepsopleiding nodig.
A
Wel
B
Niet

Slide 41 - Quiz

Opgave 11 blz 107:
Kies het juiste antwoord

Voor ongeschoold werk heb je wel / niet een beroepsopleiding nodig.
A
Wel
B
Niet

Slide 42 - Quiz

Opgave 12 blz 107

Kies de twee juiste zinnen.

A
Als je van het mbo komt, kun je geschoold werk doen.
B
Als je wilt werken, dan heb je een beroepsopleiding nodig.
C
Voor geschoold werk krijg je beter betaald dan voor ongeschoold werk.
D
Zonder beroepsopleiding kun je geen baan krijgen.

Slide 43 - Quiz

Opgave 13 blz 107
Is er bij de volgende beroepen sprake van geschoold werk of ongeschoold werk? Kies de juiste antwoorden.

Automonteur
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 44 - Quiz

Opgave 13 blz 107
Is er bij de volgende beroepen sprake van geschoold werk of ongeschoold werk? Kies de juiste antwoorden.

Kok
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 45 - Quiz

Opgave 13 blz 107
Is er bij de volgende beroepen sprake van geschoold werk of ongeschoold werk? Kies de juiste antwoorden.

Schoonmaker
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 46 - Quiz

Opgave 13 blz 107
Is er bij de volgende beroepen sprake van geschoold werk of ongeschoold werk? Kies de juiste antwoorden.

Vakkenvuller
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 47 - Quiz

Opgave 14 blz 107

Soms zijn er vacatures waarbij staat dat je ‘mbo werk- en denkniveau’ moet hebben. Gaat het dan om geschoold werk of ongeschoold werk? Leg je antwoord uit.

Slide 48 - Open question

Afsluiting 
Leerdoelen:
  

Je kunt nu
- Benoemen welke arbeidsmotieven je kunt hebben √
- Benoemen welke productiesectoren er zijn √
- Uitleggen wat arbeidsverdeling is √
- Uitleggen wat het verschil is tussen leidinggevend en uitvoerend werk √
- Uitleggen wat het verschil is tussen geschoold en ongeschoold werk √

Slide 49 - Slide