unit 3 New York lesson 4 the present simple

grammatica Unit 3.4 Reading
(New York)


  • Present Simple (1)
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

grammatica Unit 3.4 Reading
(New York)


  • Present Simple (1)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
  • Je kunt een korte standaardmededeling lezen
  • Je kunt je een idee vormen van de inhoud van een korte tekst

Grammar 

  • Altijd, vaak of nooit: present simple (bevestigingen)

Words 

  • Pets and animals

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wanneer gebruik je de present simple in het Engels? 

Als iets altijd, vaak of nooit gebeurt, gebruik je in het Engels de present simple (tegenwoordige tijd).

Voorbeelden van signaalwoorden zijn:
- always                     - every morning                     - every Saturday
- often                        - sometimes                            - every time
- never                        - ever                                           

Slide 4 - Slide

Hoe gebruik je de Present Simple in het Engels? 
You
like
animals
He  
She  
It

likes

animals
We
You 
They

like

animals

Slide 5 - Slide

Hoe gebruik je de Present Simple in het Engels? 
Bij I, you , we en they gebruik je het hele werkwoord:
  • I live in New York.                                         Ik woon in New York.
  • They eat fish every day.                            Ze eten elke dag vis.

 Bij he, she en it zet je een -s achter het werkwoord:
  • He lives in New york.                                  Zij woont in New York.
  • She drinks milk every morning.            Ze drinkt elke ochtend melk.


Slide 6 - Slide

Let op
Wanneer werkwoorden eindigen op -y, veranderen ze iets meer dan gewone werkwoorden als er he / she / it in de zin staat.
Kijk naar de letter die voor de -y staat:







Staat er voor de -y een klinker?
Staat er voor de -y een medeklinker?
Je zet een -s achter het werkwoord:


I stay
She stays
Je vervangt dan eerst -y door -ie en dan zet je er een -s achter:

I worry
She worries

Slide 7 - Slide

you (to work)
A
work
B
works

Slide 8 - Quiz

he (to drink)

Slide 9 - Open question

I (to decide)

Slide 10 - Open question

we (to play)

Slide 11 - Open question

why do they call it the 'present simple'?
A
het gebeurt in het heden en is simpel
B
het is een cadeau voor de koningin
C
omdat het makkelijk is

Slide 12 - Quiz