Bij elke letter geef je antwoord op de volgende bijbehorende vraag:
Specifiek= Aan welke woorden in je werkdoel kan je zien dat het heel duidelijk is geformuleerd?
Meetbaar = Hoe vaak moet de cliënt iets doen tijdens de activiteit?
Acceptabel = Kan de cliënt de activiteit uitvoeren met of zonder begeleiding?
Realistisch = is de activiteit te moeilijk voor de cliënt met zijn/haar beperkingen?
Tijdsgebonden = welke tijd zit eraan verbonden?
Voorbeeld: De cliënt kan zonder begeleiding binnen 5 weken haar eigen jas aantrekken en vast ritsen op het moment dat zij naar buiten gaat.
S= ja, het is duidelijk omdat er staat dat het om haar eigen jas gaat en wat ze ermee moet doen
M= ja, want er staat aangegeven op het moment dat zij naar buiten gaat
A = Ja, want er staat dat zij het zonder begeleiding kan
R = ja, De cliënt kan ook al zelf haar schoenen aantrekken dus is het realistisch
T = Ja, want er staat binnen 5 weken.