3T Possessive pronouns

Welcome
Go to LessonUp.app

Today:
- herhaling wat we tot nu toe besproken hebben.
- Possessive pronouns
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome
Go to LessonUp.app

Today:
- herhaling wat we tot nu toe besproken hebben.
- Possessive pronouns

Slide 1 - Slide

Wat is de formule van de present perfect?

Slide 2 - Open question

Hoe maken we een voltooid deelwoord?

Slide 3 - Open question

Fill in: present perfect or past simple
They ............ (park) the car already.

Slide 4 - Open question

Fill in present perfect:
The postman ... ... the newspaper.
(deliver)

Slide 5 - Open question

Fill in the present perfect:
Jim ... (visit) them often.

Slide 6 - Open question

Present Perfect
Have/has + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord:
Regular verbs: Stam + ed
Irregular verbs: 3e rijtje

VB. See - saw - seen

Slide 7 - Slide

Met welke 5 woordjes kan een relative clause beginnen?

Slide 8 - Open question

Wanneer mag je geen 'that' gebruiken?

Slide 9 - Open question

Relative pronouns
  • Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
  • Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.





relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun

Slide 10 - Slide

RELATIVE CLAUSES
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een komma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)

Slide 11 - Slide

Whom
Als er een voorzetsel voor/achter de relative pronoun staat, veranderd who -> whom

The officer, to whom Lee told his story, was shocked.
The officer, who Lee told his story to, was shocked. 




Slide 12 - Slide

Whose
Whose geeft geeft bezit aan.
Vertaling: wiens/van wie

The girls, whose passion is dancing, went to the club.
De meiden, wiens passie dansen is, gingen naar de club.


Slide 13 - Slide

Welke pronouns kennen jullie nog?

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Possessive pronouns 
= bezittelijke voornaamwoorden
  • my (mijn) / mine (van mij)
  • your (jouw) / yours (van jouw)
  • his (zijn) / his (van hem)
  • her (haar) / hers (van haar)
  • its (zijn)
  • our (onze) / ours (van ons) 
  • their (hun) / theirs (van hun)

Slide 16 - Slide

Fill out the correct possessive pronoun:
Max and you have a dad. It's ....... dad.

Slide 17 - Open question

Fill in the correct possessive pronouns:
I bought that jacket. It is _____.

Slide 18 - Open question

Fill in the correct possessive pronouns:
I forgot ______ school bag! Please wait for me!

Slide 19 - Open question

Fill in the correct possessive pronouns:
Some people always forget _____ mouth masks.

Slide 20 - Open question

Fill out the correct possessive pronoun:
I have a bike. It's ...... bike.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Link