Voorzetsels & pers vnw in de 3e & 4e naamval

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herzlich Wilkommen
Was machen wir heute?



Grammatik: 
 Wiederholung Präpositionen (voorzetsels) met 3e en 4e naamval
Erklärung Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
 3e naamval = Dativ
Machen verschiedene Übungen im Arbeitsbuch

Slide 2 - Slide

Noem de voorzetsels
met de 4e naamval
(zijn er 5)

Slide 3 - Mind map

Noem de voorzetsels
met de 3e naamval
(zijn er 7)

Slide 4 - Mind map

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
uit
bij
met
na, naar
sinds
van
naar

Slide 5 - Drag question

Wat hield dit nu ook alweer in?
Er fährt mit (de) ... Bus nach Hause
Dieses Geschenk ist für (mijn) ... Schwester
Stappenplan:
- schema A of B?
- geslacht zelfstandig naamwoord?
- voorzetsel? ja, welke naamval hoort hierbij?
- juiste uitgang erbij zoeken in tabel

Slide 6 - Slide

Sie will lieber ohne (mijn) .... Vater in die Disko gehen
A
mein
B
meinen
C
meinem
D
meine

Slide 7 - Quiz

Mit (welke) .... Freundin triffst du dich nach (de) ... Schule
A
welche, die
B
welcher, die
C
welche, der
D
welcher, der

Slide 8 - Quiz

Uitleg 

Slide 9 - Slide

Wat houdt dit in?
Sie geht zu (hem) ....
Wir fahren mit (jullie) ... nach Deutschland
Stappenplan
- staat er een voorzetsel in de zin? Of ontleden?
- zo ja? welke naamval hoort hierbij? 
- juiste uitgang erbij zoeken in tabel

Slide 10 - Slide

mir
dir
ihr
ihm
ihm
uns
euch
Ihnen
ihnen
mij
jou
hem
het
ons
haar
jullie
u
hun/hen mv

Slide 11 - Drag question

Ich bin hier mit (jou) ....
A
dich
B
dir

Slide 12 - Quiz

Du gehst mit (mij) .... nach Hause.
A
mir
B
mich

Slide 13 - Quiz

Ihr seid nach (ons) .... an der Reihe.
A
wir
B
euch
C
uns
D
ihr

Slide 14 - Quiz

Wir haben das von (u) .... bekommen.
A
Ihnen
B
Sie
C
ihnen
D
sie

Slide 15 - Quiz

Kapitel 5, Lektion 2, Seite 69-70
Übung 10, 11, 12

10. Warum kannst du nicht bei mir übernachten?
11. Nach (haar) ... ist Katja an der Reihe.
       Ich glaube, aus (hem) ... wird nie etwas.
12. Frau Winkler, kommen (sie) ... zu (wir) ...?
       Kristian hast du ... was von (sie-mv) ... gehört?

Slide 16 - Slide

Kapitel 5, Lektion 2, Seite 68
Arbeitet zu zweit.
Mache Übung 7 (Lied ohne Ton)
 Mache Übung 8 (Lied mit Ton)
Mache übung 9 (lese noch mal den Text)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Hausaufgaben
Kapitel 5, Lektion 2
Übung 1 (Wiederholung voorzetsels 3e en 4e nv)
Übung 2,3, 4 (wichtig für Sprechfertigkeit Woche 13)
Übung 5, 6 (Lesefertigkeit - Klausur Ende dieses Jahres)

Slide 19 - Slide