1.3 werken met een loep en een microscoop

1.3 werken met een loep en een microscoop
organen en cellen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.3 werken met een loep en een microscoop
organen en cellen

Slide 1 - Slide

Even herhalen

Slide 2 - Slide

Het leven van een madeliefje eindigt met de dood.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Een biggetje dat eet is levenloos
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Een orgaanstelsel bestaat uit meerdere organismen
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Een bacterie is een organisme.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Welke processen zorgen voor stofwisseling?
A
Ademhalen, voeden en uitscheiden.
B
Groeien, voortplanten en voeden.
C
Waarnemen, bewegen en ontwikkelen

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van deze delen, van groot naar klein?
A
Cel – orgaan – weefsel – orgaanstelsel.
B
Orgaanstelsel - weefsel - orgaan - cel
C
Cel – weefsel – orgaan – orgaanstelsel.
D
Orgaanstelsel - orgaan - weefsel - cel

Slide 9 - Quiz

leerdoel
- Je kunt werken met een loep en een microscoop 
- Je kunt een preparaat maken

Slide 10 - Slide

Werken met een loep
- Er zijn verschillende soorten loepen (vergrootglas)
- Het beste is een loep die 10x vergroot. 
- Loep dicht bij je oog houden.
- Voorwerp waar je naar kijkt, moet je naar de loep toebrengen.

Slide 11 - Slide

Cellen bekijken met een microscoop
- Op school werken we met een lichtmicroscoop.
- Microscoop bestaat uit meerdere onderdelen.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Preparaten 
- Met een microscoop bekijk je een preparaat. 
- 2 glaasjes (grote voorwerpglas en dekglas)
- het voorwerp dat je wil bekijken leg je er tussen.
- Je hebt preparaat materiaal nodig om een preparaat te maken. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Met de microscoop werken
- verschillende soorten microscopen.
- Bij sommige zit de tafel vast.
- Bij andere kun je met de schroef de tafel omhoog en omlaag draaien. 
- Je begint altijd met kleinste objectief. 

Slide 16 - Slide

Bij een microscoop zet je een preparaat vast met de klemmen.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Met de grote schroef op een microscoop kun je ongeveer scherp stellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Aan welk onderdeel van de microscoop draai je als je een andere vergroting wilt gebruiken?
A
Aan de kleine schroef.
B
Aan de revolver.
C
Aan de tubus.

Slide 19 - Quiz

Maken 
opdr. 1, 2, 4 en 7

Slide 20 - Slide