2V wk 4 Voorbereiden SO Formuleren en Woordenschat

Welkom 2v
Aan het einde van deze les:
-  Weet je welke onderdelen van de cursus Formuleren je moet weten en kunnen voor je SO Formuleren in week 5.
- Heb je gecheckt of je alle verplichte opdrachten hebt gemaakt uit de weektaken.

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 2v
Aan het einde van deze les:
-  Weet je welke onderdelen van de cursus Formuleren je moet weten en kunnen voor je SO Formuleren in week 5.
- Heb je gecheckt of je alle verplichte opdrachten hebt gemaakt uit de weektaken.

Slide 1 - Slide

Lekker lezen!
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Toetsstof: Weten en kunnen SO Cursus 6 Formuleren (2 tm 4)
  • Huiswerkcheck - Alles af?
  • Extra oefenen 




Slide 3 - Slide

 Paragraaf 2 - Variëren in woordkeuze
Weten en kunnen:
-  Je weet waarom het belangrijk is om te variëren in woordkeuze wanneer je een tekst formuleert.
- Je kunt op vier manieren variëren in woordkeuze.

Slide 4 - Slide

Paragraaf 2 - Variëren in woordkeuze
De honden van Maxim stoeien met elkaar verderop op het strand. Dan roept Maxim dat de honden moeten komen, maar de honden negeren Maxims bevel en stoeien gewoon door. Waarom blijven die honden stoeien, als ik mijn honden roep? vraagt Maxim zich af.


- Wat valt op aan deze tekst?
- Wat zou je veranderen?

Slide 5 - Slide

Lees de tekst
De honden van Maxim stoeien met elkaar verderop op het strand. Dan roept hij dat ze moeten komen. Maar de viervoeters negeren zijn bevel en ravotten gewoon door. Waarom blijven die beesten spelen als ik ze roep? vraagt hij zich af.

Slide 6 - Slide

Variatie in woordgebruik
Storend om steeds dezelfde woorden te lezen / horen. Belangrijk om af te wisselen:


  • Synoniemen (woorden die hetzelfde betekenen) : arts-dokter, eten-voedsel, dier-beest.
  • Gebruik woorden die ongeveer hetzelfde betekenen: huisdier-hond, buurtbewoner-omwonende
  • Gebruik verwijswoorden: hij, zij, hun, jullie
  • Laat het herhaalde woord zo mogelijk weg:  verderop op het strand


Slide 7 - Slide

 Paragraaf 3 - Variëren in zinsopbouw
Weten en kunnen:
-  Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp en de andere zinsdelen aanwijzen in een zin.
- Je weet waarom het belangrijk is om te variëren in zinsopbouw wanneer je een tekst formuleert.
- Je kunt op meerdere manieren variëren in zinsopbouw door rekening te houden met de volgorde van de zinsdelen.

Slide 8 - Slide

Lees de tekst
Twee kwajongens kwamen bij mijn moeder belletje trekken. Ze liep voor niets naar de deur. De vlegels belden nog eens aan. Moeder opende voor de tweede keer de deur. Niemand. Ze verstopte zich achter het gordijn. De rekels belden opnieuw aan. Moeder deed onmiddellijk open. Ze pakte één belhamel bij de arm. Ze zei: ‘Kom jij maar binnen, doerak.’ Moeder liet de schavuit een kwartier lang in de hal staan. Hij ontliep zijn straf dus niet, de schobbejak.

Wat valt op aan deze tekst?

Slide 9 - Slide

Lees de tekst
Twee kwajongens kwamen bij mijn moeder belletje trekken. Ze liep voor niets naar de deur. De vlegels belden nog eens aan. Moeder opende voor de tweede keer de deur. Niemand. Ze verstopte zich achter het gordijn. De rekels belden opnieuw aan. Moeder deed onmiddellijk open. Ze pakte één belhamel bij de arm. Ze zei: ‘Kom jij maar binnen, doerak.’ Moeder liet de schavuit een kwartier lang in de hal staan. Hij ontliep zijn straf dus niet, de schobbejak.

In deze tekst hebben alle zinnen precies dezelfde volgorde: onderwerp (O) – persoonsvorm (P) – ander zinsdeel (A). 
Daarom is niet alleen variatie in woordkeuze nodig, maar ook variatie in zinsopbouw: de volgorde van de zinsdelen. Zo kun je woorden extra aandacht geven, bijvoorbeeld door ze vooraan de zin te zetten.

Slide 10 - Slide

Variatie in zinsopbouw
Zo varieer je in zinsopbouw:
  • Kies naast OPA ook de volgorde APO: ander zinsdeel – persoonsvorm – onderwerp.
  • Maak nu en dan een vraagzin (POA): persoonsvorm – onderwerp – ander zinsdeel?
  • Gebruik in teksten waar dat kan, zoals instructies en advertenties, ook de gebiedende wijs (PA). De zin begint dan met de persoonsvorm en bevat geen onderwerp.


Slide 11 - Slide

 Paragraaf 4 - Voorbeelden gebruiken
Weten en kunnen:
-  Je weet de signaalwoorden voor een toelichting en kunt deze gebruiken in een tekst.
- Je weet waarom het belangrijk is om voorbeelden te gebruiken wanneer je een tekst formuleert.

Slide 12 - Slide

Welke tekst is aantrekkelijker?
(...) Niemand weet wat Donald Trump precies van plan is. Het is afwachten tot na zijn inauguratie op 20 januari. (...)

Of:

(...) Niemand weet wat Donald Trump precies van plan is. Zo heeft hij al aangegeven Groenland te willen kopen van Denemarken en wil hij het Panamakanaal terugvorderen van Panama. Bovendien heeft hij gezegd dat hij Canada bij de Verenigde Staten wil voegen en dat hij geweld hierbij niet zal schuwen. Het is afwachten tot na zijn inauguratie op 20 januari wat hiervan waarheid zal worden. (...)

Slide 13 - Slide

Voorbeelden gebruiken
Met voorbeelden tekst aantrekkelijker maken. 

Voorbeelden gebruiken voor extra uitleg bij moeilijk woord of situatie.

Voorbeeld kan kort en krachtig zijn (paar woorden of een zin)  of juist lang (hele alinea)

Soms kun je in de eerste alinea van een tekst een voorbeeld geven dat het onderwerp duidelijk maakt.
"Ken je dat gevoel wanneer je bijvoorbeeld naar een andere kamer loopt en opeens niet meer weet wat je nu ging doen? Wetenschappers hebben nu ontdekt dat.... (...)"

Slide 14 - Slide

Huiswerkcheck: 
Woordenschat paragraaf 1 t/m 4: Alles
Paragraaf 1: opdr. 1 t/m 8b
Paragraaf 2: opdr. 1 t/m 4
Paragraaf 3: opdr. 1 t/m 5
Paragraaf 4: opdr. 1 t/m 4

Alles klaar? Bedenk 3 manieren hoe je gaat leren voor deze toets. Probeer zo concreet mogelijk te zijn. Hoe lang ben je daarmee bezig?

Slide 15 - Slide

Aan de slag - Cursus 6 Formuleren
Wat: Weektaak helemaal af? 
Digitale boek - Mijn taken - Oefenen SO Woordenschat en Formuleren
Hoe: Zelfstandig
Nodig: laptop
Tijd: 15 min
Hulp: docent loopt langs
Geluid: heel zachtjes overleggen mag
Klaar: Maak minimaal 2 taken. Klaar? Verder lezen in je leesboek of Quizlet woordjes  oefenen.
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Afronding
Doel:
- Weet je welke onderdelen van de cursus Formuleren je moet weten en kunnen voor je SO Formuleren in week 5.
- Heb je gecheckt of je alle verplichte opdrachten hebt gemaakt uit de weektaken.


Huiswerk:
Plan je leerwerk voor Nederlands. De toets is in week 5.


Slide 17 - Slide