KT1 H3 Les 5

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, k, t
• Leerjaar 1

Horen

hoofdstuk 3. 3

blz. 128-135

Vandaag

welkom

Lezen

Uitleg 3.3

zelfstandig werken

opdracht 14

Je bent in een zonnige tuin. Welke vorm hebben je pupillen dan?

je bent op je kamer met alle gordijnen nog dicht.

Welke vorm hebben je pupillen dan?

opdracht 17

Is je lens bol of plat? Kies het juiste antwoord.

• Als je het uitzicht vanaf een berg bekijkt
• Als je op je telefoon kijkt
• Als je op een prijskaartje kijkt
• als je naar een luchtballon in de lucht kijkt
  ​
  

• Doordat je met twee ..... kijkt, kun je diepte zien.

• Met je ..... zie je iets anders dan met je .....
  ​
  
  • je ..... maken één beeld van beide beelden.

echcolocatie

Lesdoelen

• Je kunt de namen van de onderdelen van je gehoorzintuig benoemen.
• Je kunt uitleggen hoe je oren werken.
• Je kunt uitleggen welke geluiden je kunt horen.
• Je kunt uitleggen hoe de luchtdruk in de trommelholte geregeld wordt.

in stilte lezen

paragraaf 3.3

Blz. 128-131

Samen lezen

hoofdstuk 3.3

blz. 128

geluid

wat is geluid?

geluid is trillende lucht.

golven

je gehoorgang

wat kan je horen

gehoorbereik

hertz (Hz)

trillingen per seconde

decibel(dB)

sterkte van trilling

waardoor hoor je jezelf slikken

buis van Eustachius

tussen oor en neus.

proefjes diepte

Scala Rietvelden
Vak groep biologie Thema zintuigen
1
Deel 1a. Praktische opdracht Diepte zien
4 havo
Periode 4
Dit practicum voer je uit met zijn tweeën. Een van beide is proefpersoon.
Wat heb je nodig;
 Plastic bekertje
 Muntstuk
Wat moet je doen:
 Zet het plastic bekertje op de
tafel op ongeveer één meter
afstand van de proefpersoon.
 De tweede persoon houdt het
muntstuk boven de tafel. Het
muntstukje moet goed
zichtbaar zijn voor de
proefpersoon. De hand met het
muntje 50 cm boven de tafel
houden. Begin afwisselend
links en rechts van het bekertje.
 De proefpersoon houdt één hand voor één oog en probeert het
muntstuk boven het bekertje te krijgen. De proefpersoon geeft aan
of de hand met de munt naar voren, achter, links of rechts moet
worden bewogen.
Als de proefpersoon denkt dat het muntstuk zich boven het
bekertje bevindt, dan laat de ander het muntje op commando
vallen

Aan het werk

Je mag in fluister toon overleggen.

Bij een vraag, lees eerst nog een keer de vraag door, 

vraag je buurman/vrouw en anders steek je je vinger op.

Bio: M H3.3 Opdr. 1-16

blz. 128

Volgende Les

maken opdracht

1 t/m 18

19, 20, 21*

huiswerk en meme