This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wat is procent?
- 1% = 1/100 = 0,01
- Je kunt er makkelijk mee vergelijken
- Je kunt verhoudingen berekenen.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Wat zijn procenten
Procenten geven een deel van een geheel aan, net als verhoudingen en breuken.
Eén procent (1%) is 1/100 van een totaal. 100% is het totaal.
Je noemt een aantal procenten een percentage. Je geeft percentages aan met het procentteken (%).
Slide 9 - Slide
Zo denk ik over rekenen met procenten
Slide 10 - Poll
Slide 11 - Video
3 soorten %-sommen
6% van 720.....
Hoeveel % is 391 van 894?
Van €85,-- naar €69,-- hoeveel % is de korting?
Slide 12 - Slide
1. 6% van €720
Stap 1: wat is 100%?
Stap 2: bereken 1%
Stap 3: bereken het aantal %.
Stap 1: €720
Stap 2: €720 : 100 = €7,20
Stap 3: €7,2 x 6 = €43,20
Schrijf de som op je kladblaadje
Slide 13 - Slide
A
15
B
17
C
16
D
19
Slide 14 - Quiz
Som 1. Bereken 7,5% van €8.717,-- SCHRIJF JE BEREKENING OP
Slide 15 - Open question
Etienne en Elsa gebruiken 21% van hun inkomen voor de huur van hun huis. Hun gezamenlijke inkomen is €2950,--. Hoeveel € is hun huur? Schrijf de berekening op.
Slide 16 - Open question
2. Hoeveel % is 391 van 894?
Voor deze som gebruik je de formule:
Deel : geheel x 100
391 : 894 x 100 = 43,7%
Schrijf de som op je kladblaadje
Slide 17 - Slide
Som 2. Elsbeth krijgt €55,-- zakgeld per maand. Haar telefoonabonnement is €11,50. Hoeveel % van haar zakgeld besteed ze aan haar telefoonabonnement? Rond af op 1 decimaal en schrijf je berekening op.
Slide 18 - Open question
Som 3. 5 leerlingen van de 28 leerlingen hebben een onvoldoende. Bereken hoeveel % van de leerlingen een onvoldoende heeft. Schrijf je berekening op. Rond af op 1 decimaal
Slide 19 - Open question
3. Van €85,-- naar €69,-- hoeveel % is de korting?
1. bereken eerst het verschil. €85 - €69 = €16
2. deel : geheel x 100 €16 : €85 x 100 = 18,8%
of in één berekening:
(nieuw - oud) : oud x 100
(€69 - €85) : €85 x 100 = -18,8%
Schrijf de som op je kladblaadje
Slide 20 - Slide
Som 4. In 2018 bezochten 1.200.000 mensen dierentuin Blijdorp. In 2019 waren dit er 1.300.000. Hoeveel % meer bezoekers waren er in Blijdorp? Schrijf je berekening op. Rond af op 1 decimaal.
Slide 21 - Open question
Som 5. Jongeren met startkwalificatie verdienen gemiddeld € 32.500 per jaar, terwijl jongeren zonder startkwalificatie gemiddeld € 24.050 verdienen. Bereken hoeveel procent jongeren zonder startkwalificatie gemiddeld per jaar minder verdienen dan jongeren met startkwalificatie. Schrijf je berekening op. (welke formule heb je nodig?)
Slide 22 - Open question
Mix verhoudingen/procenten/ breuken
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Som 6. Kapsalon Goudlokje heeft dagelijks gemiddeld 24 klanten. 3 op de 4 klanten laten alleen hun haar knippen. Hoeveel klanten die alleen hun haar laten knippen heeft Goudlokje gemiddeld per dag?
Slide 25 - Open question
Som 7. In klas 1B zitten 30 leerlingen. 3 op de 5 leerlingen hebben een ChiiPhone. Hoeveel leerlingen in klas 1B hebben een ChiiPhone?
Slide 26 - Open question
Som 8. Op een dag voor jonge boeren zijn 132 deelnemers. 2 op de 3 deelnemers zijn vrijgezel. Hoeveel vrijgezellen zijn er op de dag voor jonge boeren?
Slide 27 - Open question
Een chocoladereep met hazelnoten en rozijnen weegt 900 gram. De chocoladereep bestaat voor 9% uit rozijnen en voor één negende (1\9) uit hazelnoten. Van welk ingrediënt zit het meeste in de chocoladereep: rozijnen of hazelnoten?
Slide 28 - Open question
Waarom hazelnoten?
900 gram = 100%
9% is 9 (is 1%) x 9 = 89 gram rozijnen
1/9 is (900 / 9) = 90 gram hazelnoten
Slide 29 - Slide
Van de 550 mensen die meededen aan een enquête, gaven er 330 aan dat hun baan niet aansluit op hun studie. Hoeveel procent is dat?