Week 47

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Écouter

- We beginnen met de luisteropdracht van 'le bilan' in het werkboek. Pak p. 43 WB erbij. We beluisteren het twee keer.

- Klaar? Zet tafels uit elkaar, alles van de tafel af behalve een pen en typex, dan beginnen we met het echte luisterfragment. Je hoort het twee keer. Blijf rustig en luister goed. 

Bonne chance! :) 

Hoe ging de proefwerkweek?

1. Het ging over het algemeen goed.
2. Het ging redelijk.
3. Het ging niet goed.
4. Erg slecht..

Qu'est-ce qu'on va faire?

* Introduction chapitre 2

* Bloc A: écouter

* Bloc C: la grammaire

* Au travail

* Vocabulaire A 

2B: SO 17 december - 2E: SO 9 december

Introduction

Chapitre 2: Ne t'inquiète pas!

Vertaling?

Le thème de ce chapitre

page 22 TB

-> faites ex. 1 et 2 (p.48/49 WB)

Wat is de Nederlandse naam van de stad Lille?

1. Antwerpen
2. Rijsel
3. Luik
4. Duinkerken

Bloc A: écouter

TB: page 24

WB: page 50

D'abord, on fait ex. 4a.

Après, on écoute le fragment et on fait ex. 4bc.

Bloc C

Prenez votre cahier + votre stylo et faites les notes svp!

Titre: Poser une question / Vragen stellen

Bloc C

Zonder vraagwoord

1. Gewone zin met vraagteken erachter.
2. Est-ce que + gewone zin + ?
3. Omkering van onderwerp en persoonsvorm (inversie) + ?

_________________________________________________________________

Voorbeeld: Tu es amoureux.

De docent zal deze zin nu op 3 manieren vragend maken.

Bloc C

Let op!

Il a une bonne note.

Als je deze zin vragend wil maken door inversie, dan krijg je dit:

A-il une bonne note?

A-il wordt A-t-il. 

Er komt een t tussen omdat er anders klinkerbotsing is en zodat de Fransen het sneller uit kunnen spreken. Hetzelfde geldt ook bij elle. 

Maak de zin vragend op 3 manieren:
Pien est le professeur.

Bloc C

Met vraagwoord

Vraagwoord = où, quand, comment, combien, pourquoi, qui, qu'est-ce que (zie p. 26 TB voor de vraagwoorden die je moet kennen dit hoofdstuk!)

- vraagwoord + est-ce-que + gewone zin + ?

- gewone zin + vraagwoord + ?

- vraagwoord + gewone zin + ?

- vraagwoord + inversie + ? 

Bloc C

Voorbeeld:

Tu es végétarien. (Jij bent vegetarisch).

Jij wilt weten waarom diegene vegetarisch is.

- Pourquoi est-ce que tu es végétarien?

- Tu es végétarien pourquoi?

- Pourquoi tu es végétarien?

- Pourquoi es-tu végétarien? 

Au travail!

* Faites ex. 6 (p. 51 WB), 7, 13cd et 14 (let op: ook p. 58!)

* Temps: 15 minutes

* Travail individuel ou à deux

* Questions? Posez-les!

* Prêt? Corrigez svp!

* Après on discute vocabulaire A.

Vocabulaire A (p. 84 WB)

Lisez les mots. Questions?

Vervoeg:

1. Ik ben fit.

2. Hij heeft honger.

3. Wij hebben gesport.