Dat komt doordat het watervliesje van de zeepbel zéér dun is. Enkele atomen dik.
Opvallend licht wordt zowel aan de voorkant als aan de achterkant weerkaatst. De golflengte die bij die dikte past zie je uiteindelijk. Andere golflengtes doven uit.
Je ziet dan ook geen continue spectrum zoals bij de regenboog (waar de kleuren ontstaan door verschillen in breking), maar een specifiek aantal kleuren. Uit de golflengte van deze kleuren kun je zelfs bepalen hoeveel atomen het vliesje dik is.
Je ziet die kleuren ook nog bewegen, omdat zelfs in dat dunne laagje de vloeistof nog stroomt, waardoor de laagdikte steeds verandert.
In de regenboog zie je dat niet. Die heeft een vast kleurpatroon.