H3 Marktresultaat en Overheidsinvloed (3.1 t/m 3.7)

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2021-2022
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2021-2022

Slide 1 - Slide

Leerdoelen hoofdstuk 3
1. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als enkele grote aanbieders de marktmacht naar zich toe trekken;
  
2. Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn voor de surplus-verdeling, als er prijsdiscriminatie plaats vindt;

3. Je kan redenen bedenken waarom een overheid ‘nationaliseert’ of ‘privatiseert’;

4. Je kan het principaal-agentprobleem uitleggen, en waarom hierbij inspecties nodig zijn;

5. Je kan uitleggen op welke manier een ‘berovingsprobleem’ kan ontstaan bij het bestaan van ‘verzonken kosten’;

Slide 2 - Slide

Belangrijkste termen die je aan het einde van deze les moet kunnen uitleggen:

Marktfalen (3.1)
Prijsdiscriminatie (3.1.1)
Nationaliseren (3.2)
Privatiseren (3.2)
Verzonken kosten (3.2)
Natuurlijke monopolie (3.2)
Liberaliseren (3.2)

Slide 3 - Slide

Een aanbieder op de markt van monopolie is een...
A
Prijszetter
B
Hoeveelheidsaanpasser

Slide 4 - Quiz

Een aanbieder op de markt van volkomen concurrentie is een...
A
Prijszetter
B
Hoeveelheidsaanpasser

Slide 5 - Quiz

Monopolistische concurrentie en oligopolie 


Aanbieders op de markt van monopolistische concurrentie en oligopolie, zitten daartussenin: beetje de prijs en hoeveelheid kunnen bepalen

Slide 6 - Slide

Onvolkomen concurrentie:
marktmacht is marktfalen
Marktmacht ontstaat als er aanbieders van een product de prijs kunnen beïnvloeden -> er is dan sprake van marktfalen!


Bij een monopolie heeft 1 aanbieder de macht om de prijs te bepalen.
De monopolist moet hierbij rekening houden met wat de vragers bereid zijn te betalen voor het product, maar ook dat de ‘hoge’ prijs wellicht zo aantrekkelijk is dat er toch een concurrent op de markt gaat komen (duopolie).

Slide 7 - Slide

Verschuiving surplus

Slide 8 - Slide

Welk begrip zou hierbij passen?

"Een aanbieder die voor precies hetzelfde product, verschillende prijzen vraagt, aan verschillende duidelijk van elkaar te onderscheiden doelgroepen. Het product kan niet doorverkocht worden aan andere doelgroepen."
A
Prijsdifferentiatie
B
Prijsdiscriminatie
C
Productdifferentiatie
D
Productdiscriminatie

Slide 9 - Quiz

Verschuiving surplus

Slide 10 - Slide

Prijsdiscriminatie
Een aanbieder die voor precies hetzelfde product, verschillende prijzen vraagt, aan verschillende duidelijk van elkaar te onderscheiden doelgroepen. Het product kan niet doorverkocht worden aan andere doelgroepen.
Bijv. kinderen tot 12 jaar en ouderen vanaf 65 jaar betalen een lagere prijs voor het OV dan de leeftijd 13-64 jaar. Via een ID kan aangetoond worden wat de leeftijd is.

Slide 11 - Slide



Bij perfecte prijsdiscrminatie kan de prijs lager

  • Bij perfecte prijsdiscriminatie betaalt elke consument een een prijs die gelijk is aan zijn betalingsbereidheid.
  • Voor elke vrager een eigen prijs
  • Bij perfecte prijsdiscriminatie geen   consumentensurplus, alleen producentensurplus.
  • Door de prijs voor bepaalde groepen te verlagen kan de monopolist extra klanten trekken. Zolang MO>MK levert dat extra winst op.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Kartel-vorming
Bij een oligopolie hebben enkele (grote) aanbieders de macht om de prijs te bepalen.
Hierbij ontstaat het risico van kartelvorming

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Aan de slag
Maken H3.1 t/m 3.7
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken!
Niet af? Huiswerk!


Slide 16 - Slide