Mardi 15 octobre 2019

Mardi 15 octobre 2019
  • Stop je telefoon in de telefoontas, niet in de telefoontas = absent
  • Ga op de vaste plek van de plattegrond zitten, deze hangt voor in de klas naast de telefoontas
  • Pak je spullen voor je! 
  • Begin met het leren van de woordjes & zinnetjes van A(H2) gedurende de eerste 7 minuten
timer
7:00
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Mardi 15 octobre 2019
  • Stop je telefoon in de telefoontas, niet in de telefoontas = absent
  • Ga op de vaste plek van de plattegrond zitten, deze hangt voor in de klas naast de telefoontas
  • Pak je spullen voor je! 
  • Begin met het leren van de woordjes & zinnetjes van A(H2) gedurende de eerste 7 minuten
timer
7:00

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce que on va faire aujourd'hui?
  • Contrôler les devoirs
  • Bron I: De ontkenning

  • Mededelingen: Het SO over het hele boekje is verplaatst naar dinsdag 5 november 2019


Slide 2 - Slide

Les buts
  • Aan het einde van de les ken je de woorden van A.
  • Aan het einde van de les weet welke ontkenningen er zijn in het Frans
  • Aan het einde van de les weet je hoe je in het Frans een zin ontkennend maakt. 

Slide 3 - Slide

Comment faire pour rester en forme?
Waar zou deze tekst over gaan?
2 minuten om dit met je buurman/buurvrouw te bespreken
timer
2:00

Slide 4 - Slide

Comment faire pour rester en forme?
Wat? Jullie krijgen zo allemaal een nummer van 1t/m4. Nummer 1 leest de inleiding van tekst B, nummer 2 leest de eerste alinea, nummer 3 leest de 2e alinea en nummer 4 leest de laatste alinea. Uit dat stukje tekst haal je de kern en die schrijf je in 1/2 zinnen voor jezelf op. Vervolgens krijgen jullie 4 minuten de tijd om jullie informatie met elkaar uit te wisselen. 
Hoe? Eerst zelfstandig, daarna in groepjes van 3/4/5
Hulp? Gebruik de woordenlijst van B en de woorden in het gele blokje
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Jullie weten waar tekst B over gaat
Klaar? Opdracht 8 t/m 12 van je werkboek
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Wat moet je leren voor het SO?
  • Het werkwoord faire = doen/maken in de tegenwoordige tijd
  • Wanneer gebruik je faire: sporten, huishoudelijke taken (voorbeeld ww's kennen)
  • du, de la, de l' (voor sporten) vb: faire du tennis
  • Het werkwoord aller = gaan in de tegenwoordige tijd
  • De futur proche (aller+heel werkwoord)
  • Wanneer gebruik je het voorzetsel à en wanneer chez
  • à l', à la, au, aux (het voorzetsel in/naar)
  • en voor vervoersmiddelen (à pied)
  • Kloktijden

Slide 6 - Slide

Socrative (aller/faire)
Wat? Jullie gaan zo een quiz maken over de werkwoorden aller & faire, het gaat niet om wie de snelste is maar wie de meest goede antwoorden heeft. 
Hoe? Zelfstandig
Hulp? x
Tijd? 7 minuten
Uitkomst? Aan het eind van deze quiz weet je hoe goed je de werkwoorden aller/faire al kent en hoe goed je nog moet oefenen
Klaar? Ga verder met de opdrachten 8 t/m 12 uit je werkboek




Slide 7 - Slide

Enquête
In het kader van mijn professionele ontwikkeling wil ik jullie vragen om deze enquête serieus in te vullen over mij als docent. 

Slide 8 - Slide

Les buts
Wat moet je leren voor het SO?
Wat is zwemmen in het Frans?
Wat is ziek in het Frans?

Slide 9 - Slide

Les devoirs
Faire: 8t/m12
Apprendre: A
Répéter: de werkwoorden aller&faire


Slide 10 - Slide