Trede 8 - Leerdoel 2 - Lezen - la fête nationale + uitleg passé composé

Aujourd'hui
Schrijfopdracht inleveren
Lezen:
- La fête des crêpes
- La fête de la musique
- La fête nationale
Répéter: werkwoorden
Grammaire: passé composé
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
Schrijfopdracht inleveren
Lezen:
- La fête des crêpes
- La fête de la musique
- La fête nationale
Répéter: werkwoorden
Grammaire: passé composé

Slide 1 - Slide

Les devoirs pour aujourd'hui
- apprendre: feestdagen & dagen van de week
- faire: schrijfopdracht (verjaardag / feestdag)

Slide 2 - Slide

Op welke dag wordt 'la Chandeleur' gevierd?

Slide 3 - Open question

Wat wordt er gegeten tijdens deze feestdag? (la chandeleur)?

Slide 4 - Open question

Wat wordt er gevierd op deze feestdag?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Op welke dag wordt 'la fête de la musique' gevierd?

Slide 7 - Open question

Hoeveel landen doen er mee aan 'la fête de la musique'?

Slide 8 - Open question

Hoeveel toeschouwers (spectateurs) zijn er elk jaar?
A
10 miljoen
B
340 duizend
C
40 miljard
D
1982

Slide 9 - Quiz

La fête nationale
Weet jij wanneer la fête nationale is in Frankrijk?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Les verbes
jeu!

Slide 12 - Slide

Le passé composé
Qu'est-ce que c'est?
Wat is dat?

Slide 13 - Slide

Wat is de passé composé?
  • Verleden tijd
NL: ik heb gekocht, wij hebben gegeten, jij hebt gefietst
  • Je gebruikt de passé composé als je iets wilt vertellen dat al gebeurd is

Slide 14 - Slide

Hoe maak je de passé composé?
Je hebt twee werkwoorden nodig:
1. een hulpwerkwoord
2. een voltooid deelwoord

Slide 15 - Slide

1. Hulpwerkwoord
  • Het hulpwerkwoord kan een vorm van avoir of être zijn.
  • Je leert nu eerst de passé composé met avoir, omdat deze het vaakst voorkomt.

Slide 16 - Slide

1. Hulpwerkwoord
Weet je de vormen van avoir nog?

Slide 17 - Slide

1. Hulpwerkwoord
Ik heb                                      j’ai
Jij hebt                                   tu as
Hij/zij/men heeft               il/elle/on a
Wij hebben                           nous avons
Jullie hebben / u heeft    vous avez
Zij hebben                             ils/elles ont

Slide 18 - Slide

2. Voltooid deelwoord
  • Om het voltooid deelwoord te vormen ga je uit van de stam van het werkwoord.
  • Stam van werkwoorden die eindigen op –er :  -er eraf halen
Bijvoorbeeld: habiter ---> stam = habit

Slide 19 - Slide

2. Voltooid deelwoord
  • Stam :  -er eraf halen
Bijvoorbeeld: habiter ---> stam = habit

  • Achter de stam plak je de uitgang :–é
habit + é     = habité

Dit doe je bij alle personen (je, tu, il, elle, nous, etc.)

Slide 20 - Slide

Exemple
Voyager                                                     Wat is deel 1? Wat is deel 2?
J'ai voyagé
Tu as voyagé
Il a voyagé
Nous avons voyagé
Vous avez voyagé
Ils ont voyagé 

Slide 21 - Slide

Deel 1 + Deel 2
Ik heb gepraat = J'ai parlé

Deel 1: ik heb
Deel 2: gepraat

Deel 1: j'ai
Deel 2: parler = parl + é = parlé

Slide 22 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Let op: er zijn onregelmatige vormen. Deze moet je leren.
het voltooid deelwoord van avoir is eu
het voltooid deelwoord van faire is fait
het voltooid deelwoord van être is été

Slide 23 - Slide

Oefenen
1. J’ … (écouter) la radio.
2. Ils … (regarder) un film.
3. Il … (rencontrer) une fille.
4. Elle … (parler) avec mon copain.
5. Ma sœur … (téléphoner) son amie.

Slide 24 - Slide

Au travail!
- Leerdoelen: t/m Ce week-end
- Formative - Leerdoel check 1

Fini?
- vocabulaire leren!

Slide 25 - Slide

Les devoirs
  • Faire: doelen in de learning portal afmaken
  • Apprendre: uit de vocabulairelijst
- Feest, feestdagen en speciale dagen
- Dagen van de week
- Maanden

Slide 26 - Slide

Doel: ik kan de passé composé maken
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Dit heb ik vandaag geleerd:

Slide 28 - Mind map

Ik heb nog een vraag over ...

Slide 29 - Open question