Hoofdstuk 8: kansrekenen - oefeningen klassikaal

Hoofdstuk 8: rekenen met kansen 
1 / 56
next
Slide 1: Slide
MavoWiskunde+1Secundair onderwijs

This lesson contains 56 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 8: rekenen met kansen 

Slide 1 - Slide

Leerstofoverzicht
Thema 8: rekenen met kansen
2. Kansrekenen
Wat is kans?
Kansen berekenen - oefeningen

Slide 2 - Slide

Wat is kans?

Kans betekent hoe groot de kans is dat iets zal gebeuren.

Bijvoorbeeld, de kans dat het morgen regent, of de kans dat je een dobbelsteen gooit en een zes krijgt. 

Het gaat dus over hoe waarschijnlijk het is dat iets gebeurt.

Slide 3 - Slide

Hoe bereken je kans? 
Om kansen te berekenen gebruik je de formule voor kansberekening:



  • Je moet dus eerst het aantal mogelijkheden berekenen (zie vorige les met de productregel).
  • Daarna bereken je het aantal gewenste mogelijkheden.
  • De kans bereken je nu door het aantal gewenste mogelijkheden te delen door het totaal aantal mogelijkheden.

Een kansboom is vaak handig om kansen te berekenen. 
 


Slide 4 - Slide

Belangrijk!
Een kansboom is vaak handig om kansen te berekenen. 

Slide 5 - Slide

Hoe schrijven we de kans?
Kans is een voorbeeld van een verhouding. 
Verhoudingen kunnen we schrijven als:
  •  breuk, 
  • een decimaal getal 
  • of een percentage. 

Dus kans kunnen we dus ook schrijven als breuk, een kommagetal of een percentage.

Slide 6 - Slide

Oefeningen
Oefeningen p. 254 tot en met p. 259 - klassikaal

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

1
2
3
4
5
6
7
8
9
1          2         3         4        5        6        7        8         9
De productregel
keuzes 1 x keuzes 2
3 kleuren x 3 kleuren 
3 x 3 = 9

Slide 26 - Slide

1          2         3         4        5        6        7        8         9
hoeveel mogelijkheden zij er voor het eerste balletje:
3 nl geel rood of blauw

dus de kans op DE EERSTE KEER geel is 1 op 3

Slide 27 - Slide

kans op 2 keer blauw => kijk in de tabel of in de kansboom => 1 mogelijkheid van de 9 dus 1 op 9 

Slide 28 - Slide

kans op 1 keer GEEL => kijk in de tabel of in de kansboom => 4 mogelijkheden van de 9 dus 4 op 9 

Slide 29 - Slide

GEEN = 0 keer
kans op 0 keer ROOD => kijk in de tabel of in de kansboom => 4 mogelijkheden van de 9 dus 4 op 9 

Slide 30 - Slide

kans op 1 keer ROOD en  1 keer geel => kijk in de tabel, er moet een 1 staan bij geel MAAR OOK bij rood => 2 mogelijkheden van de 9 dus 2 op 9 

Slide 31 - Slide

kans op DE 2de keer GEEN BLAUW  => kijk in de kansboom => 6 mogelijkheden van de 9 dus 6 op 9 

Slide 32 - Slide

kans op MINSTENS 1 keer ROOD (dus zeker 1 keer en 2 keer mag, maar 0 keer rood MAG NIET) => kijk in de tabel of de kansboom=> 5 mogelijkheden van de 9 dus 5 op 9 

Slide 33 - Slide

kans op GEEN 2 KEER ROOD (dus zeker 1 keer mag, maar 0 keer rood MAG) => kijk in de tabel of de kansboom=> 8 mogelijkheden van de 9 dus 8 op 9 

Slide 34 - Slide

Van deze oefening zijn er 2 versies.
Kan je zelf de kansboom tekenen, prima.
Lukt het niet om de kansboom te tekenen werk van verder met de volgende pagina.

Slide 35 - Slide

Eenvoudiger versie

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Extra uitleg: van de 15 getallen zijn er 7 even nl. 2,4,6,8,10,12 en 14
Dus 7 van de 15 = 46,7%

Slide 51 - Slide

Extra uitleg: 
Er zijn 365 dagen.
Er zijn 12 maanden dus kan je 12 keer op de dertiende verjaren. 12 dagen van de 365 = 3,3%

Slide 52 - Slide

Extra uitleg: 
Er zijn 13 schoppen, 13 harten, 13 klaveren en 13 ruiten, in het totaal heb je 52 kaarten.
Er zijn 4 heren, 4 vrouwen, 4 azen en 4 boeren.
Harten en ruiten zijn rood, klaveren en schoppen zijn zwart

Slide 53 - Slide

Extra uitleg: 
Je moet de ogen optellen van de 2 dobbelstenen.
Productregel: 6 x 6 = 36 is het aantal mogelijkheden, kijk op p. 244

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

Klaar?
Maak de uitbreiding 2 uit het leerpad

Slide 56 - Slide