This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
LE PASSÉ COMPOSÉ
VWO 2 - Apprendre 5
Slide 1 - Slide
Objectifs
- Ik kan werkwoorden op -er, -ir en -re vervoegen in de passé composé (voltooide tijd).
- Ik kan het hulpwerkwoord bepalen en het voltooid deelwoord maken van werkwoorden die ik al ken.
Slide 2 - Slide
0
Slide 3 - Video
timer
1:30
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Verschil présent - passé composé
Présent
Passé composé
Ik werk
Ik heb gewerkt
Je travaille
J'ai travaillé
Wij kopen
Wij hebben gekocht
Nous achetons
Nous avons acheté
Slide 7 - Slide
Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden in het Frans:
- Regelmatige werkwoorden die eindigen op -er
- Regelmatige werkwoorden die eindigen op -ir
- Regelmatige werkwoorden die eindigen op -re
Slide 8 - Slide
Regelmatige werkwoorden -er
Regelmatige werkwoorden -ir
Regelmatige werkwoorden -re
stam + i
stam + u
stam + é
Slide 9 - Drag question
(écouter) Vous …. le prof?
A
Vous a écouté le prof?
B
Vous avez écouté le prof?
C
Vous avons écouté le prof?
D
Vous ont écouté le prof?
Slide 10 - Quiz
(vendre) Nous ….. notre maison.
A
Nous avez vendu notre maison.
B
Nous ont vendu notre maison.
C
Nous avons vendu notre maison.
D
Nous a vendu notre maison.
Slide 11 - Quiz
Vervoeg in de passé composé met het hulpwerkwoord avoir. (chanter) Elle …… une chanson.
Slide 12 - Open question
Vervoeg in de passé composé met het hulpwerkwoord avoir. (finir) Il …… ses devoirs.
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Video
Passé compose met hulpwerkwoord être
Wanneer je bij de passé composé het hulpwerkwoord être gebruikt, kan het voltooid deelwoord een uitgang krijgen. Je kijkt dan naar het onderwerp en voegt de de volgende uitgangen toe:
Enkelvoud
Meervoud
Mannelijk
-
+s
Vrouwelijk
+e
+es
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Wanneer gebruik je avoir of être als hulpwerkwoord?
Gemakkelijke (maar niet altijd opgaande) regel: gebruik hetzelfde hulpwerkwoord als wij in het Nederlands doen. ik hebgegeven = j'ai donné hij is binnengekomen = il est entré
Slide 17 - Slide
Wanneer het hulpww être in de passé composé?
Bij de wederkerende ww (me, te, se, nous, vous, se).
Bij de werkwoorden uit de volgende tekening. Ze geven meestal een beweging aan, maar ook naître (geboren worden), mourir (sterven) en rester (blijven) worden met être vervoegd.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Au travail!
- Groupe C: Fais exercice 16 A, B et C dans ton iPad (paragraaf Grammaire II unité 1)
- Groupe B: Fais exercice 16 A avec le prof --> 16 B et C dans ton iPad.