Je kijkt altijd 1 cijfer verder dan op hoeveel cijfers je moet afronden. Is dit getal een 5 of hoger, dan rond je naar boven af. Is dit getal een 4 of lager, dan rond je naar beneden af.
Voorbeeld:
Rond het getal 34,7658 af op 2 decimalen achter de komma.
Het antwoord is: .........
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Paragraaf 1.2
Slide 6 - Slide
Handig rekenen
Als je grote getallen met elkaar moet vermeningvuldigen of door elkaar moet delen is het handig om eerst de nullen weg te denken en te onthouden voor later.
Slide 7 - Slide
Let ook op het volgende:
Rekenen met geld is ALTIJD 2 decimalen achter de komma
Bijvoorbeeld:
NIET € 26,3 maar € 26,30
NIET: € 61,347 maar € 61,35
- Tussenberekeningen NIET afronden
- Zet bij je getal bijvoorbeeld $ of € of "stuks" of wat het ook is.
Slide 8 - Slide
Procent berekenen
Belangrijk bij procenten berekenen is om jezelf te vragen, welk getal is de 100%?
Bijvoorbeeld van de 25 leerlingen hebben er 20 een voldoende gehaald hoeveel % van de klas heeft een voldoende?
Dan is 25 de 100%.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Hoofdstuk 2 belangrijk!
Want het rekenen met procenten heb je deels weer nodig in hoofdstuk 3