WS H2 metoniem A2

Beeldspraak
Wat is beeldspraak? 
Welke stijlfiguren kennen we nog uit H1? 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beeldspraak
Wat is beeldspraak? 
Welke stijlfiguren kennen we nog uit H1? 

Slide 1 - Slide

WS H1
*vergelijking -> Je kamer lijkt wel een zwijnenstal
*metafoor -> Wat is het hier een zwijnenstal!
*personificatie -> De wind fluisterde haar naam.

Slide 2 - Slide

metoniem 
Beeldspraak die niet berust op een overeenkomst tussen object en het beeld, maar op een ander verband noemen we dus een metoniem. – een ander bijzonder verband- GEEN vergelijking en metafoor.

Slide 3 - Slide

Verschillende vormen: 
1. Deel van geheel - De neuzen tellen
2.  Geheel in plaats van deel - Nederland verloor met 3-0
3 Plaats / ruimte, maar je bedoelt de mensen die IN de ruimte zijn - Het hele hotel moet in quarantaine.

Slide 4 - Slide

Verschillende vormen 
4. De producent, maar je bedoelt het product - een Samsung
5. De eigenschap, maar je bedoelt de persoon - Die snor kwam binnen
6. Het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp - Ze won goud op de Olympisch spelen

Slide 5 - Slide

Verschillende vormen
7.  Het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud -> Ik lust nog wel een kopje. 

Slide 6 - Slide

Ik ben dol op de polderlandschappen van Willem Roelofs.
A
deel van het geheel
B
voorwerp, maar je bedoelt de inhoud
C
de producent, maar je bedoelt het product
D
plaats/ruimte, maar je bedoelt degene in de ruimte

Slide 7 - Quiz

Zoek toch eens een leuk vriendje; je komt altijd maar aanzetten met zo’n babyface.
A
eigenschap, maar je bedoelt de persoon
B
het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp
C
deel van het geheel
D
geheel in plaats van deel

Slide 8 - Quiz

Ireen Wüst won in Peking goud op de 1500 m schaatsen bij de Olympische spelen.
A
de plaats/ruimte, maar je bedoelt degene in de ruimte
B
eigenschap, maar je bedoelt persoon
C
deel van het geheel
D
materiaal, maar je bedoelt het voorwerp

Slide 9 - Quiz

Amerika stemde tegen het voorstel.
A
het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud
B
de plaats/ruimte, maar je bedoelt degene in de ruimte.
C
geheel in plaats van deel
D
de eigenschap, maar je bedoelt de persoon

Slide 10 - Quiz

Heb jij dat blikje cola opgedronken?
A
geheel in plaats van deel
B
deel van het geheel
C
voorwerp, maar je bedoelt de inhoud
D
het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp

Slide 11 - Quiz

De hele straat zette deuren en ramen open na de verkoelende regenbui.
A
geheel in plaats van deel
B
de eigenschap, maar je bedoelt de persoon
C
producent, maar je bedoelt het product
D
plaats/ruimte, maar je bedoelt degene in de ruimte

Slide 12 - Quiz

Huiswerk
Woordenschat H2 (blz. 56 t/m 59):
 startopdracht, opdracht 1, 2 en 5

donderdag 24 februari 5e uur 
 

Slide 13 - Slide