Werkwoordspelling les 6: samengestelde zinnen

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 6: samengestelde zinnen

2020-2021
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 6: samengestelde zinnen

2020-2021

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

oefenen
samengestelde of enkelvoudig?

maak slide 10 t/m 17

Slide 7 - Slide

Er was eens een prinses, die al verschillende kikkers had gekust.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 8 - Quiz

De prinses was een erg mooi meisje, maar ze stonk ook verschrikkelijk uit haar mond.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 9 - Quiz

Theo vindt tennis leuk terwijl Margriet liever leest.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 10 - Quiz

De kikkers waren zich wezenloos geschrokken.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quiz

Margriet leest een boek.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quiz

Margriet wil hem helpen en heeft daarom een boek over tennis gekocht
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 13 - Quiz

Samen zullen ze er wel uitkomen lijkt mij
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 14 - Quiz

Theo heeft al sinds zijn vroege jeugd moeite met lezen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Waarom is het belangrijk om te
weten met welke werkwoordsvorm je te maken hebt in een zin?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

timer
3:00
vorm: persoonsvorm tegenwoordige tijd
vorm: persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
vorm: voltooid deelwoord
vorm: onvoltooid deelwoord
vorm: voltooid deelwoord als bijvnaamwoord
vorm: infinitief
vorm: persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden
regel: lopen invullen
regel: 't ex-kofschip
regel: 't ex-kofschip
regel: deze ww moet je gewoon kennen
hele werkwoord + d
schrijf je zo kort mogelijkmet een paar uizonderingen op deze regel.
regel: werkwoord hoort niet bij hebben, zijn of worden

Slide 19 - Drag question