This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Koude Oorlog
Slide 2 - Mind map
Revolutie in Rusland (1)
Veel onrust in Rusland:
Veel gebieden verloren na verlies WOI
Soldaten slecht bewapend
Veel honger
Tsaar had geen oplossing, volk was ontevreden --> leidde tot opstand in 1917
1917 opstand van communisten tegen Russische keizer onder leiding van Lenin
Slide 3 - Slide
Revolutie in Rusland (2)
Tsaar wordt afgezet, communisten komen aan de macht
Blijft onrustig --> burgeroorlog gewonnen in 1922 door communisten
Resultaat:
Rusland wordt communistisch
Heet voortaan Sovjet-Unie
--> bestaande uit verschillende landen die verder gingen als één staat
Slide 4 - Slide
Communisten
Politieke stroming in de Sovjet-Unie
Voorwaarden:
Iedereen is gelijk;
Iedereen verdient evenveel ;
Er is geen privébezit;
De staat bezit alle grond, bedrijven en kapitaal;
Doel: geen armoede meer door het afschaffen van privébezit --> Vernietigen van het kapitalisme
Slide 5 - Slide
Stalin
1928: aan de macht
Bestuurde de SU als een dictator
Onder hem kwamen meer dan 20 miljoen Russen dood door vervolging, gedwongen verhuizingen, dwangarbeid en hongersnood
Politieke tegenstanders kwamen terecht in de goelag (werkkampen)
Slide 6 - Slide
Goelag
Zuivering
Slide 7 - Slide
Kapitalisme
Tegenhanger van communisme
Economisch systeem:
waarin ondernemers zoveel mogelijk winst maken;
Grond, bedrijven en kapitaal zijn het bezit van ondernemers;
Verschil tussen arm en rijk
Komt veel voor in de wereld:
Verenigde Staten
Nederland
Slide 8 - Slide
Communisme
Kapitalisme
Iedereen gelijk en verdient evenveel
Geen privébezit
De staat bezit alle grond, bedrijven en geld
Planeconomie: de regering bepaalt wat de bedrijven moeten maken en hoe hoog de prijzen zijn
Politiek: meestal dictatuur
Land: Sovjet-Unie
Ondernemers willen zo veel mogelijk winst
Ondernemers bezitten grond, bedrijven en geld
Mensen verdienen niet evenveel
Vrijemarkteconomie: vraag en aanbod bepalen wat er wordt gemaakt en hoe hoog de prijzen zijn
Politiek: meestal democratie
Land: Verenigde Staten
Slide 9 - Slide
Angst voor het communisme
Kapitalistische landen bang voor communisme
Willen de hele wereld communistisch maken
Aantrekkelijk voor arbeiders vanwege gelijkheid
Ondanks angst toch samenwerking tussen SU en Westen want:
Verslaan van Hitler
Maar wantrouwen blijft
Slide 10 - Slide
Communisme
Kapitalisme
Bezit
Lonen
Doel
Land
Verenigde Staten
Iedereen verdient evenveel
Goed bestaan voor iedereen
Ondernemer verdient meer dan arbeider
Sovjet Unie
Fabrieken zijn eigendom van de staat
Fabrieken zijn eigendom van ondernemers
Zo veel mogelijk winst maken
Slide 11 - Drag question
Bondgenoten worden vijanden
Stalin: SU nooit meer aangevallen door Duitsland
Daarom:
Oost-Europa als buffer van landen om de SU heen
Serie van conferenties (grote vergaderingen) waarbij de zaken werden geregeld.
Slide 12 - Slide
Conferentie van Jalta
Februari 1945
Afspraken maken over toekomst van Europa
Hoe verder na WOII
Leiders van:
Groot-Brittannië: Winston Chrurchill
V.S. : Theodore Roosevelt
Sovjet-Unie: Jozef Stalin
Winston Churchill, leider van Groot-Brittannië
1
Franklin D. Roosevelt, leider van de Verenigde Staten
2
Josef Stalin, leider van de Sovjet-Unie
3
Slide 13 - Slide
Afspraken
Volgende afspraken werden gemaakt:
Duitsland en Berlijn werden in vier bezettingszones verdeeld; de Geallieerden bestuurden elk tijdelijk een zone
De bevrijde gebieden werden democratisch; volk mag zelf hun leider kiezen
De S.U. mocht haar grens naar het Westen opschuiven
Slide 14 - Slide
Conferentie van Potsdam (1)
Juli 1945
Volgende afspraken gemaakt:
Nazi’s zouden gestraft worden
Duitsland moest een democratisch bestuur krijgen
Leiders van:
Groot-Brittannië: Winston Chrurchill
V.S. : Henry Truman
Sovjet-Unie: Jozef Stalin
Winston Churchill, leider van Groot-Brittannië
1
Henry Truman, leider van de Verenigde Staten
2
Josef Stalin, leider van de Sovjet-Unie
3
Slide 15 - Slide
Conferentie van Potsdam (2)
Relatie verslechterd tussen Stalin en het Westen:
Truman (nieuwe president VS) wantrouwde het communisme
Stalin bang voor uitbreiding kapitalisme in S.U.
Stalin bang voor de Amerikaanse militaire macht
Clement Attlee, Groot-Brittannië
1
Franklin D. Roosevelt, Verenigde Staten
2
Josef Stalin, Sovjet-Unie
3
Slide 16 - Slide
Wantrouwen groeit
Leidt in 1946 tot begin van Koude Oorlog:
Een periode van spanning tussen de communistische Sovjet-Unie en de kapitalistische Verenigde Staten waarin steeds oorlog dreigde tussen beide partijen, maar er nooit een directe oorlog kwam
Koud vanwege de dreiging maar geen direct treffen tussen V.S. en S.U.
Invloedsfeer SU: dictatuur, planeconomie = Oostblok
Grens tussen twee invloedssferen: IJzeren Gordijn
Slide 18 - Slide
0
Slide 19 - Video
Wat betekent de Koude Oorlog?
A
Een oorlog gevoerd in een koude periode
B
Een oorlog waarin veel actie ondernomen wordt
C
Een oorlog waarin weinig actie ondernomen wordt
D
Een oorlog in de winter.
Slide 20 - Quiz
Wat heet de grens tussen het oosten en het westen?
A
IJzeren muur
B
Rode lijn
C
IJzeren Gordijn
D
Communistische muur
Slide 21 - Quiz
Wie zijn de grootmachten ná de Tweede Wereldoorlog?
A
Engeland, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
B
Frankrijk, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
C
Verenigde Staten, Sovjet-Unie
D
Engeland, Frankrijk, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Trumanleer
Veel oorlogsschade, maar geen geld voor wederopbouw
Angst dat communisme aan zou trekken
groei invloed S.U.
Truman wilde dit voorkomen met de Trumanleer (1947):
De Verenigde Staten hadden het recht om in te grijpen in een land wanneer dat land communistisch dreigde te worden
Slide 26 - Slide
Economische hulp (1)
Economie van Europa moest opgebouwd worden
Kon Europa niet alleen
kregen hulp van V.S.
Marshallhulp:
Financiële hulp van V.S. aan alle Europese landen om de economie weer op te bouwen.
Doel: verspreiding van het communisme tegen gaan
Slide 27 - Slide
Marshallhulp in dollars
Spotprent over Marshallhulp
Slide 28 - Slide
Economische hulp (2)
Stalin wees Marshallhulp af voor Oost-Europese landen
Zou toch niet werken
Marshallhulp werd groot succes
Europese economieën herstelden en welvaart groeide
V.S. profiteerde door verkoop van goederen en machines aan Europa
Slide 29 - Slide
Economische hulp (3)
Trumanleer + Marshallhulp=
containment-politiek:
Amerikaanse politiek om de communistische invloed in de wereld in te dammen.
Slide 30 - Slide
Westblok (1)
Invloedssferen van de kapitalistische landen
Verenigde Staten
Nederland
Democratie:
Het volk heeft invloed op hoe land bestuurd wordt
Slide 31 - Slide
Westblok (2)
Vrijemarkteconomie:
Economie waarin vraag en aanbod bepalen wat er wordt geproduceerd en hoe hoog de prijzen zijn
Vrijheid van meningsuiting:
Het recht om je mening te geven
Slide 32 - Slide
Oostblok
Invloedssfeer van communisme
Landen in Oost-Europa waar communistische regeringen aan de macht kwamen
Dictatuur:
Macht is in handen van één persoon of een kleine groep. Volk heeft geen inspraak
Slide 33 - Slide
Oostblok
Planeconomie:
Economie waarin de regering bepaalt wat de bedrijven moeten maken en hoe hoog de prijzen zijn.
Geen vrijheid van meningsuiting
Slide 34 - Slide
Twee machtblokken
Doel:
Invloedssfeer vergroten
Zoveel mogelijk bondgenoten
Te bereiken door:
Economische steun te geven aan landen
Militaire hulp te bieden
Elkaar zoveel mogelijk dwars zitten:
Steunen van tegenstanders in elkaars invloedssfeer
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Video
Wapenwedloop
Tijdens Koude Oorlog ontstaat een wapenwedloop:
Soort wedstrijd tussen het Westblok en het Oostblok waarbij beide partijen steeds krachtigere wapens ontwikkelden om zich veiliger te voelen en de ander af te schrikken
Slide 37 - Slide
Wapenwedloop (2)
Beide landen kregen zoveel kernwapens dat een oorlog het einde van de wereld zou betekenen
door de angst nooit tot een echt treffen
gekomen
Wapenwedloop kostte wel heel veel geld en grondstoffen
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Video
De Grote Drie van Potsdam waren: Stalin, Roosevelt en Churchill
A
Dit klopt
B
Dit klopt niet
Slide 40 - Quiz
We laten de Koude Oorlog beginnen na:
A
de nederlaag van Duitsland (mei 1945)
B
de dood van Roosevelt (april 1945)
C
de nederlaag van Japan (augustus 1945)
D
het aftreden van Churchill (augustus 1945)
Slide 41 - Quiz
In welk jaar was de Russische Revolutie?
A
1915
B
1916
C
1917
D
1918
Slide 42 - Quiz
Welk land was tijdens de Koude Oorlog de belangrijkste tegenstander van het Westen?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Sovjetunie
D
Vietnam
Slide 43 - Quiz
Welke historische gebeurtenis herken je in de bron?
Gebruik de bron
A
Verdeling van Duitsland
B
Einde van de Tweede Wereldoorlog
C
Operatie Barbarossa
D
De luchtbrug tijdens de blokkade van Berlijn
Slide 44 - Quiz
Stalin
A
Westen
B
Oosten
Slide 45 - Quiz
Wat is de Marshallhulp?
A
Hulp aan arme kinderen in Afrika
B
Hulp van de VS aan Europa na de 2e wereldoorlog.
C
Hulp voor militairen
D
Hulp voor de SU tijdens de Koude Oorlog.
Slide 46 - Quiz
Wat was de belangrijkste reden voor de Marshallhulp?