(Havo2) 04-11-2024 (1e les van de week)

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Startopdracht

Leesmoment

• Pak een boek en ga rustig een kwartier lezen (2e leesmoment -> stempel)

Guten Tag!

Was liegt auf dem Tisch?

X

X

das Buch

die Plenda

der Kugelschreiber

die Stempelkarte

der Laptop

Wortschatz Test

• Je zit in toets opstelling
• op je tafel ligt alleen een pen en papier
• je kijkt op eigen blaadje

Wortschatz Test

NED	DUITS
1. de broer
2. mooi
3. de ouders
4. de kinderen

DUITS	NED
1. ohne
2. vielleicht
3. wichtig
4. gern

• selbstständig Arbeiten (10min)
• Grammatik (10min)
• zusammen Arbeiten (15min) 
• Planen (5min)
• Feedback (5min)

• Je kunt de woorden van de Lernliste N-D en D-N actief gebruiken.
  
• Je kent de persoonlijke voornaamwoorden.
  
• Je kunt de werkwoorden haben en sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Toets 

Kap. 1&2

Toets 

Kap. 3

deze week:

• deadline Kapitel 2
• donderdag overhoring 2e kans Kapitel 2

volgende week: 

• schrijfopdracht
• 1e kans Kapitel 3
• toets K1 & K2

Wat kan ik doen? 

• opdrachten Kapitel 2
  
• opdrachten Kapitel 3

• slim stampen
• ander opdrachten stempelkaart!

Selbstständig

Arbeiten

Grammatik

• maak de herhalingsopdrachten van 1 en 2 (pagina 176 t/m 181) en bespreek in jouw tafelgroepje! 
• Geef aan als je extra uitleg wil

Weet je het nog?

Vertaal de woordjes tussen de haakjes!

Wat kan ik doen? 

• toneelstukje voorbereiden/oefenen
• opdrachten Kapitel 2
• opdrachten Kapitel 3

• slim stampen
• ander opdrachten stempelkaart!

Zusammen

Arbeiten

Toets 

Kap. 1&2

Toets 

Kap. 3

deze week:

• deadline Kapitel 2
• donderdag overhoring 2e kans Kapitel 2

volgende week: 

• schrijfopdracht
• 1e kans Kapitel 3
• toets K1 & K2

• Je kunt de woorden van de Lernliste N-D en D-N actief gebruiken.
  
• Je kent de persoonlijke                                                     voornaamwoorden.
• Je kunt de werkwoorden                                                               haben en sein in de                                                              tegenwoordige tijd gebruiken.

Wat heb je gedaan vandaag?
Wat is het beste gelukt?
Wat had je beter kunnen doen?
Noem twee positieve dingen over hoe je hebt gewerkt?

Exitticket:
Hoeveel stempels heb je al?

1. 1
2. 2
3. 3
4. meer dan 3

Ik kan de werkwoorden "haben"en "sein"

😒🙁😐🙂😃

Ik heb nu een duidelijk beeld over de Sinterklaastraditie versus Krampus

😒🙁😐🙂😃