Finn spaart
elke week 5 euro van zijn zakgeld. In zijn spaarpot zit al
75 euro van zijn verjaardag.
In de spaarpot zit al 75 euro, het begingetal is dus 75. Iedere week stopt Finn 5 euro erbij in de spaarpot.
De woordformule wordt dus:
Spaargeld Finn = 75 + 5 x aantal weken