Grote getallen en optellen kommagetallen les 1

Grote getallen en optellen kommagetallen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 7

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Grote getallen en optellen kommagetallen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • We gaan bezig met grote getallen.
  • Jullie zien straks twintig grote getallen en zeggen de docent na:
                                              Voor, koor, door. 
  • Daarna benoemt de docent twee getallen die jullie opschrijven in je kladschrift.
  •  Vervolgens gaan we bezig met kommagetallen en ga je na de uitleg werken in je werkboek.

Slide 2 - Slide

Rij 1:  3 000
           6 000
           2 450
           7 895
           4 589

Rij 2:  10 000
            30 000
            22 400
            57 950
            84 673

Rij 3:   100 000
             350 000
             423 450
             897 895
              1 000 000

Rij 4:   5 480
             36 675
             126 465
             1 857 280
             5 847 258

Slide 3 - Slide

De docent zegt een aantal getallen op en jij schrijft het op je wisbordje/kladschrift

Slide 4 - Slide

Wat moet jullie kunnen/kennen:
Lesdoel 1: De leerling kan grote getallen uitspreken en in cijfers opschrijven (hebben we net gedaan).
Lesdoel 2: De leerling kan kommagetallen optellen.



Pak je kladschrift.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Optelsom kommagetal
  • Werk onderstaande som uit:
    5,7 + 2,3 = …. 
    Uitwerking:
  •  5,7
      2,3 +
  • 8

Slide 7 - Slide

Optelsom kommagetal
Wat valt op aan de twee kommagetallen? 
4,3 + 5,85 = …


Slide 8 - Slide

Uitwerking

4,3
5,85 +                We de getallen onder elkaar.

4,30       Het getal met één cijfer achter de komma kun je aanvullen met een nul.
5,85 +  

1. Het getal wordt niet kleiner of groter met een extra nul achter de komma.
2. Met de extra nul kan ik het getal nu makkelijker optellen.


 




Slide 9 - Slide

Werk de volgende sommen zelfstandig uit

1,25 + 2,8 = ….
3,4509 + 2,36 = ….
Aftrekken:
126 - 84 = ... (*deze som is herhaling)
3,68 – 2,4 = …
9,2 - 3,495 = …


Slide 10 - Slide

Antwoorden
  • 1,25 + 2,8 = 4,05
  • 3,4509 + 2,36 = 5,8109
  • 126 - 84 = 42
  • 3,68 – 2,4 = 1,28
  • 9,2 - 3,495 = 5,705

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken uit het werkboek

Slide 12 - Slide