This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Waarom maken de cellen van de maagwand het onwerkzame enzym pepsinogeen en niet meteen pepsine?
A
Omdat anders pepsine alweer kapot is als het het voedsel bereikt
B
Omdat anders pepsine de eiwitten in de cellen die het maken verteert
C
Omdat anders pepsine het voedsel niet goed kan bereiken
D
Omdat dat biologisch niet mogelijk is
Slide 2 - Quiz
Een andere naam voor duodenum is Twaalfvingerige darm. Hier worden sappen uit de (1) bij het voedsel gedaan. (2) bevat een basische stof die het maagzuur neutraliseert.
A
1 = Alvleesklier
2= Alvleessap
B
1 = Alvleesklier en galblaas
2 = Alvleessap
C
1 = Lever
2 = leversap
D
1 = Alvleesklier en galblaas
2 = Gal
Slide 3 - Quiz
Wat is de prikkel voor de maagportier om open te gaan en voedsel door te laten?
A
een lage pH in de maag
B
een lage pH in de twaalfvingerige darm
C
een hoge pH in de maag
D
een hoge pH in de twaalfvingerige darm
Slide 4 - Quiz
In het bloed dat uit de dunne darm stroomt, bevinden zich na de maaltijd veel stoffen. Zo ook in de lymfe. Wat zit er vooral in het bloed? En wat vooral in de lymfe?
A
Bloed: aminozuren en vetzuren
Lymfe: Glucose
B
Bloed: aminozuren en glucose
Lymfe: vetten
C
Bloed: glucose en vetzuren
Lymfe: aminozuren
D
Bloed: vetten en eiwitten
Lymfe: glucose
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de twee functies van de dunne darm?
Slide 6 - Open question
Wat is de belangrijkste functie van de dikke darm?
Slide 7 - Open question
Leg uit waarom de darm zoveel 'uitsteeksels' heeft (darmplooien, -vlokken en microvilli)
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Zuurstof gaat hier de lever in
Veel voedingsstoffen komen de lever binnen
Hier mondt de galgang in uit
Bloed stroomt de lever uit
Poortader
Leverader
Leverslagader
Twaalfvingerige darm
Slide 12 - Drag question
De lever heeft een belangrijke functie bij de afbraak van (1) bloedcellen en vormt zo bilirubine dat via de (2) in de (3) terechtkomt
A
1= rode
2=bloedvaten
3=lever
B
1=witte
2=bloedvaten
3=twaalfvingerigedarm
C
1=rode
2=gal
3=twaalfvingerige darm
D
1=rode
2=gal
3=lever
Slide 13 - Quiz
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen?
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Als welke stof kan een plant glucose opslaan?
A
glycogeen
B
eiwitten
C
zetmeel
D
cellulose
Slide 16 - Quiz
Glucose wordt omgezet in Glycogeen en opgeslagen in de lever, waar wordt glycogeen nog meer opgeslagen?
A
In spieren
B
In je hart
C
In je longen
Slide 17 - Quiz
Wanneer gaat de lever zeker geen glycogeen afbreken?
A
Als je al een tijdje niets gegeten hebt
B
Als je pas iets met koolhydraten gegeten hebt
C
Als je bloedsuiker laag is
D
Als je veel insuline in je bloed hebt
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Mensen kunnen last hebben van een verminderde bloedstolling. Bepaalde stollingseiwitten worden niet gemaakt. Wat kan de oorzaak zijn?
A
Een slecht functionerende alvleesklier
B
Een slecht functionerende lever
C
Te weinig eiwitten in het voedsel
D
Te veel eiwitten in het voedsel
Slide 20 - Quiz
Kan wel, in de lever
Kan niet
Kan wel, in de spieren
gewone aminozuren maken van andere aminozuren
essentiële aminozuren maken van andere aminozuren
gewone aminozuren maken van essentiële aminozuren
essentiële aminozuren maken van andere essentiële aminozuren
Slide 21 - Drag question
Slide 22 - Slide
Waarom stroomt het bloed uit de darmen eerst naar de lever, en dan pas door naar het hart, hersenen etc?
Slide 23 - Open question
Bloed van de endeldarm stroomt niet via de lever. In de endeldarm worden ook nog stoffen opgenomen in het bloed. Wat is dus waar over medicijnen via de endeldarm (zetpil)?
A
Medicijnen via de endeldarm werken minder goed
B
Medicijnen via de endeldarm worden sneller opgenomen
C
Medicijnen via de endeldarm worden uitgeschakeld door een ander orgaan
D
Medicijnen uit de endeldarm bereiken nooit de lever