HV3 - §4 Oefenen voor de 2T

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
 het bijvoeglijk naamwoord
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
 het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
het werkwoord
B
het lidwoord
C
het zelfstandig naamwoord
D
het aanwijzend vnw

Slide 2 - Quiz

Waar past het bijvoeglijk naamwoord zich aan ?
A
Bijwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Voorzetsel
D
Lidwoord

Slide 3 - Quiz

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord (blz. 133)
Zelfstandig naamwoord is: 
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es
voorbeeld
voorbeeld
enkelvoud
Il est petit
Elle est petite
meervoud
Ils sont petits
Elles sont petites

Slide 4 - Slide

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud is?
A
e
B
s
C
es
D
se

Slide 5 - Quiz

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is?
A
es
B
se
C
e
D
s

Slide 6 - Quiz

Welke letters komen er achter het bijvoeglijk naamwoord als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud is?

Slide 7 - Open question

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Jacqueline est une fille ......
A
français
B
française
C
françaises

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un pull noir.
B
Il porte un pull noire.
C
Il porte un pull noirs.
D
Il porte un pull noires.

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Marco habite dans une .... maison
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les lunettes verts.
B
Elle porte les lunettes vert.
C
Elle porte les lunettes verte.
D
Elle porte les lunettes vertes.

Slide 11 - Quiz

Ma soeur est ...
A
content
B
contents
C
contentes
D
contente

Slide 12 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s (blz. 133)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Dan krijgt het geen extra e bij de vrouwelijke vorm.
un garçon timide - une fille timide

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Dan krijgt het geen extra s bij de mannelijke vorm in het meervoud.
un éléphant gris - des éléphants gris

Slide 13 - Slide

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
la table jaune
B
la table jaun
C
la table jaunee
D
la table jaunes

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
les chats griss
B
les chats grises
C
les chats grie
D
les chats gris

Slide 15 - Quiz

onregelmatige vormen

  • goed: bon, bons , bonne, bonnes 
  • mooi: beau, beaux, belle, belles
  • nieuw: nouveau, nouveaux, nouvelle, nouvelles
  • oud: vieux, vieux, vieille, vieilles

Slide 16 - Slide

Wat is het meervoud van:
"le beau garçon"?
A
les beau garçons
B
les beaus garçons
C
les beaux garçons
D
les beauxs garçons

Slide 17 - Quiz

une (oude) koe
A
vieux
B
vieille
C
vieilles

Slide 18 - Quiz

deux (nieuwe) filles
A
nouveau
B
nouveaux
C
nouvelle
D
nouvelles

Slide 19 - Quiz

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
2. Plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord - plaats

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld: le pull bleu, le garçon hollandais, la fille heureuse, l'attraction dangereuse etc...


Slide 21 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord - plaats
De volgende bijvoegelijke naamwoorden komen voor het zelfstandig naamwoord:                                      
  1.  beau = mooi
  2.  bon = goed/lekker
  3. grand = groot
  4. petit = klein


5 vieux = oud
6 nouveau = nieuw

Slide 22 - Slide

GRAND en PETIT zijn de enige bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen.
A
B

Slide 23 - Quiz

Achter het zelfstandig naamwoord
Voor het zelfstandig naamwoord
grande
français
gros
sportive
mauvais
long
noir
dangereux
bon
jaloux

Slide 24 - Drag question

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Monsieur Reinstra est un monsieur vieux
B
Monsieur Reinstra est un vieux monsieur

Slide 25 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Elle est une chanteuse française.
B
Elle est une française chanteuse.

Slide 26 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Mehmet est un garçon française.
B
Mehmet est un français garçon.
C
Mehmet est un française garçon.
D
Mehmet est un garçon français.

Slide 27 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
C'est un YouTubeur populaire.
B
C'est un populaire YouTubeur.

Slide 28 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Elle porte un jean nouveau.
B
Elle porte un jean nouvelle.
C
Elle porte un nouvelle jean.
D
Elle porte un nouveau jean.

Slide 29 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
C'est un film intéressante.
B
C'est un intéressant film.
C
C'est un film intéressant.
D
C'est un intéressante film.

Slide 30 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Ce sont des photos jolies.
B
Ce sont des jolis photos.
C
Ce sont des jolies photos.
D
Ce sont des photos jolies.

Slide 31 - Quiz