Meester worden van de onregelmatige werkwoorden in het Engels!

Meester worden van de onregelmatige werkwoorden in het Engels!

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je de 25 meest gebruikte onregelmatige werkwoorden in het Engels herkennen en correct toepassen.

Wat weet je al over onregelmatige werkwoorden in het Engels?

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?

Onregelmatige werkwoorden volgen geen standaard vervoegingspatroon in de tegenwoordige en verleden tijd.

Voorbeeld

Voorbeeld: 'to be' - tegenwoordige tijd: am/are/is, verleden tijd: was/were

Veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden

Er zijn 25 veelgebruikte onregelmatige werkwoorden in het Engels. Laten we ze samen ontdekken!

Oefening 1: Herken de onregelmatige werkwoorden

Bekijk de zinnen en markeer de onregelmatige werkwoorden.

Bespreking oefening 1

Bespreek samen de juiste antwoorden en benadruk de vervoeging van de onregelmatige werkwoorden.

Vervoeging oefening

Oefen het correct vervoegen van onregelmatige werkwoorden in verschillende zinnen.

Oefening 2: Toepassen van onregelmatige werkwoorden

Schrijf een korte paragraaf waarin je ten minste 5 onregelmatige werkwoorden gebruikt.

Peer Review

Wissel de geschreven paragrafen uit en beoordeel elkaars gebruik van onregelmatige werkwoorden.

Reflectie

Wat is een uitdagend aspect van het leren van onregelmatige werkwoorden? Hoe kunnen we dit verbeteren?

Herhaling en oefening

Herhaal de lijst met 25 onregelmatige werkwoorden en geef de studenten oefeningen om hun begrip te versterken.

Samenvatting

Herhaal de belangrijkste punten van de les en moedig de studenten aan om verder te oefenen buiten de les.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.