6. weet je het nog? + 6.1 Hoe wordt er geproduceerd

Wat gaan we vandaag doen

  • herhaling vorig jaar
  • Uitleg hoofdstuk 6 paragraaf 1
  • Maken opdrachten
  • huiswerk inleveren in lessonup
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen

  • herhaling vorig jaar
  • Uitleg hoofdstuk 6 paragraaf 1
  • Maken opdrachten
  • huiswerk inleveren in lessonup

Slide 1 - Slide

Omzet =
A
afzet x consumentenprijs
B
afzet x inkoopprijs
C
afzet x verkoopprijs
D
afzet x btw

Slide 2 - Quiz

Brutowinst - bedrijfskosten
Prijs * afzet
Verkochte producten
afzet * inkoopprijs
Omzet - inkoopwaarde
Omzet
Afzet
Brutowinst
Inkoopwaarde omzet
Nettowinst

Slide 3 - Drag question

Brutowinst - bedrijfskosten
Prijs * afzet
Verkochte producten
afzet * inkoopprijs
Omzet - inkoopwaarde
Omzet
Afzet
Brutowinst
Inkoopwaarde omzet
Nettowinst

Slide 4 - Drag question

Omzet =
A
omzet
B
afzet
C
omzet - inkoopwaarde vd omzet
D
afzet x verkoopprijs

Slide 5 - Quiz

Computers die machines besturen
A
Mechanisatie
B
Automatisering

Slide 6 - Quiz

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 7 - Drag question

Computers die machines besturen
A
Mechanisatie
B
Automatisering

Slide 8 - Quiz

Waarvan is sprake op de afbeelding?
A
Mechanisatie
B
Automatisering
C
Arbeidsproductiviteit
D
Afschrijving

Slide 9 - Quiz

Met welke formule bereken je de winst of verlies?
A
Winst (of verlies) = Omzet + kosten
B
Winst (of verlies) = Omzet - kosten
C
Winst (of verlies) = Afzet x verkoopprijs
D
Winst (of verlies) = Afzet : verkoopprijs

Slide 10 - Quiz

Lesdoelen 6.1

- Welke productiefactoren heb je nodig om te produceren?
- Hoe bereken je de afschrijving?

- Wat is een bedrijfskolom?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Productiefactoren worden beloond:


1   kapitaal                              rente
2   arbeid                                 loon   
3   natuur                                pacht (huur)
4   ondernemerschap      winst


Slide 13 - Slide

productiefactoren
Arbeid
noodzakelijke arbeid voor de productie

Kapitaal
huisvesting, machines, transportmiddelen

Natuur
grondstoffen en energie voor productie

Slide 14 - Slide

Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.

Slide 15 - Slide

Wat is de toegevoegde waarde van een product?
De waardeverhoging van een product die ontstaat door het product te bewerken.  
Het product wordt steeds meer geschikt voor gebruik.

Door arbeid, tijd en energie die in het product is gestoken, wordt het product meer waard.

Slide 16 - Slide

Restwaarde en afschrijving

Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.).

Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde.


Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving. De formule voor afschrijving:
Aanschafprijs - Restwaarde
-----------------------------------
Aantal gebruiksjaren

Slide 17 - Slide

opdrachten maken

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Het filmpje wat je zojuist heb gezien is een........
A
kapitaalintensieve productie
B
Arbeidsintensieve productie

Slide 20 - Quiz

Stelling:
De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

aanschafprijs - restwaarde
---------------------------------------- =
economische levensduur
A
investering
B
rente
C
waardevermeerdering
D
afschrijving

Slide 22 - Quiz

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 23 - Quiz

Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht.
Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000

Slide 24 - Quiz

De bakker heeft een nieuwe oven gekocht voor €2500.
Over 5 jaar verwacht hij een nieuwe te kopen voor €3000.
Hij verwacht de oude dan in te kunnen ruilen en er €750 voor te krijgen.
Bereken de afschrijving per jaar.
A
€600
B
€1250
C
€450
D
€350

Slide 25 - Quiz

Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 26 - Quiz

Noem de productiefactoren
A
Arbeid, Natuur en Kapitaal
B
Arbeid, Natuur, Kapitaal en Ondernemerschap
C
Arbeid, Natuur en Kapitaalgoederen
D
Arbeid, Natuur, Kapitaalgoederen en Ondernemerschap

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?
A
loon, pacht, huur, rente en winst
B
arbeid, natuur en kapitaal
C
loon, pacht, natuur en kapitaal
D
arbeid, rente, winst en loon

Slide 28 - Quiz

Maken hoofdstuk 6 Weet je het nog? en paragraaf 1
opdracht 1 t/m 10 en opdracht 1 t/m 11
inleveren door middel van foto of bestand

Slide 29 - Open question