2.3 Hoe wil je wonen?
1 / 17
Lesson duration is: 80 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Wat is de woningmarkt ?
A
De vraag naar woningen
B
De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen
C
Het totale aanbod van woningen
D
De vraag naar koopwoningen en het aanbod van huurwoningen
Slide 10 - Quiz
De woningmarkt bestaat uit:
A
huurwoningen
B
koopwoningen
C
huur- en koopwoningen
D
geen van de antwoorden
Slide 11 - Quiz
Het aanbod op de woningmarkt stijgt. Wat betekent dat?
A
Er komen meer huizen in de verkoop.
B
Er worden minder nieuwe woningen gebouwd.
C
Meer mensen willen een huis kopen.
D
Mensen blijven langer in hetzelfde huis wonen
Slide 12 - Quiz
Hoe noem je een lening voor de aankoop van een huis?
A
Hypothecaire lening
B
Huurlening
C
Woz lening
D
Kooplening
Slide 13 - Quiz
Hogere WOZ.
OZB hoger of lager??
OZB hoger of lager??
A
hoger
B
lager
C
blijft gelijk
Slide 14 - Quiz
Hoe noem je de waarde van een woning of bedrijfspand?
A
OZB
B
WOZ
Slide 15 - Quiz
Welke kosten horen niet bij 'kosten koper'?
A
ozb belasting
B
overdrachtsbelasting
C
makelaarskosten
D
notariskosten
Slide 16 - Quiz
OZB-belasting is een belasting die je betaalt aan de rijksoverheid
A
juist
B
onjuist
