2HV H2 Lezen oorzakelijk, redengevend en concluderend verband

H2 Lezen 
2hv
Tekstverbanden en signaalwoorden (1)
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2 Lezen 
2hv
Tekstverbanden en signaalwoorden (1)

Slide 1 - Slide

TEKSTVERBANDEN

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Die samenhang heet VERBAND IN EEN TEKST.

Door te letten op tekstverbanden begrijp je een tekst beter.


Slide 2 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Signaalwoorden verbinden woorden, zinnen, en alinea's.

Ze geven aan op welke manier woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.

Slide 3 - Slide

Welke tekstverbanden ken je nog uit klas 1?

Slide 4 - Open question

DOELEN

- je kunt signaalwoorden in teksten herkennen

- je kunt concluderende, oorzakelijkeredengevende en voorwaardelijke verbanden in teksten herkennen









    



Slide 5 - Slide

TEKSTVERBANDEN

EERDER LEERDE JE


CHRONOLOGISCH VERBAND

- OPSOMMEND VERBAND

- TEGENSTELLEND VERBAND

- TOELICHTEND VERBAND

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Na de lessenserie kun je: 
  • concluderend, redengevend en oorzakelijk  verband herkennen
  • de bijbehorende signaalwoorden herkennen

Slide 7 - Slide

Daarna, vervolgens, intussen, 2017, nu, eerst, vroeger, acht uur ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 8 - Quiz

Ten eerste, ten tweede, verder, ook, ten slotte, om te beginnen, 1, 2, 3, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 9 - Quiz

Maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant, aan de andere kant, tegenover, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 10 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 11 - Quiz

We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 12 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 13 - Quiz

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

- chronologisch verband

- opsommend verband

- tegenstellend verband

- toelichtend verband

- redengevend verband

- oorzakelijk verband

- concluderend verband

(en meer)

Slide 14 - Slide

CONCLUDEREND VERBAND

Een concluderend verband geeft een conclusie aan die in de tekst wordt getrokken.


Slide 15 - Slide

SIGNAALWOORDEN

bij concluderend verband


dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend



Slide 16 - Slide

VOORBEELD

concluderend verband


Ik heb thuis honden, katten, kanaries en een salamander. Kortom: ik heb een hoop huisdieren.




Slide 17 - Slide

REDENGEVEND VERBAND

Een redengevend verband geeft aan

waarom iemand iets doet of vindt.


Slide 18 - Slide

SIGNAALWOORDEN

bij redengevend verband


- want - omdat - daarom - dus -

de reden hiervoor is - het argument is



Slide 19 - Slide

VOORBEELD

redengevend verband

Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer,

want ik heb er niet goed voor geleerd.


De reden van het slechte cijfer is

dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.


Slide 20 - Slide

OORZAKELIJK VERBAND

Een oorzakelijk verband geeft aan

waarom iets gebeurt. Het lijkt op het redengevend verband, maar het verschil is dat je bij een reden zelf besluit om iets wel of neit te doen.


Slide 21 - Slide

SIGNAALWOORDEN

bij oorzakelijk verband


doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij


Slide 22 - Slide

VOORBEELD

oorzakelijk verband

Doordat het glad is, gaan veel fietsers onderuit.



oorzaak= gladheid

gevolg = veel fietsers gaan onderuit

Slide 23 - Slide

Door het onweer wordt de sportdag afgelast.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
D
oorzakelijk verband

Slide 24 - Quiz

Omdat Tom geen zin heeft in nakomen, gaat hij op tijd naar school.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
tegenstellend verband
D
opsommend verband

Slide 25 - Quiz

Er is dus geen geld meer voor leuke dingen.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband
D
oorzakelijk

Slide 26 - Quiz

GELEERD?

- je kunt signaalwoorden in teksten herkennen

- je kunt concluderende, oorzakelijke, redengevende en voorwaardelijke verbanden in teksten herkennen









    



Slide 27 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 van blz 44 in je schrift.

Slide 28 - Slide

Welkom 2hv2!
Planning:
  • Tien minuten lezen
  • Klas aanmaken in Lessonup
  • Nakijken opdracht 2
  • Verder werken


Slide 29 - Slide

Nakijken opdracht 2
Pak je schrift erbij. 
Vul de antwoorden die je in je schrift hebt staan in bij de vragen die gesteld worden. 

Slide 30 - Slide

1. Wat is het onderwerp van de tekst?
timer
0:30

Slide 31 - Open question

2. Hoe heet jouw straatnaam? Waarom zou die zo heten?
timer
1:00

Slide 32 - Open question

gracht om  een stad
Heel snel gebouwd
ingewikkeld
kost nogal moeite
opvallend
plaats bepalen van
positie obv prestaties
veelgebruikt
zoals de gewone man het zegt
omslachtig
singel
lokaliseren
in de volksmond
prominent
staat van dienst
uit de grond gestampt

in zwang
voeten in de aarde

Slide 33 - Drag question

4. Welk signaalwoord voor een conclusie vind je in alinea 1?
timer
0:30

Slide 34 - Open question

5. Waarom bedacht men in de middeleeuwen kortere aanduidingen in routebeschrijvingen?
timer
1:00

Slide 35 - Open question

6. Aan welk signaalwoord herken je die reden in alinea 2?
timer
0:30

Slide 36 - Open question

7. Welk verband bestaat er tussen de eerste en tweede zin van alinea 3?
timer
0:30

Slide 37 - Open question

8. Aan welk signaalwoord herken je dit verband?
timer
0:30

Slide 38 - Open question

9. Waarom werd besloten om straatnamen vast te leggen en huisnummers te geven?
timer
1:00

Slide 39 - Open question

10. Aan welke formulering in al. 4 herken je die reden?
timer
0:30

Slide 40 - Open question

11. In welke drie groepen kun je de eerste officiële straatnamen verdelen?
timer
1:00

Slide 41 - Open question

12. Welk signaalwoord voor een oorzakelijk verband zie je in al. 5?
timer
0:30

Slide 42 - Open question

13. Wat is de oorzaak en wat is het gevolg? Oorzaak:
Gevolg:
timer
1:00

Slide 43 - Open question

14. Welk signaalwoord voor een conclusie zie je in al. 7?
timer
0:30

Slide 44 - Open question

15. Klik de beweringen aan die waar zijn.
A
De Admiraal de Ruyterweg is typisch van deze tijd.
B
Het is onmogelijk een straat te vernoemen naar een nog levende.
C
Officiële straatnamen bestaan al sinds de 12e eeuw.
D
Bakkersweg enz. in oudste gedeelte van de stad.

Slide 45 - Quiz

16. Welke straat in Ede zou naar jou vernoemd mogen worden? Waarom?

Slide 46 - Open question

Opdracht
Maak opdracht 4 en 5 vanaf blz 47 in je schrift.

Tijd: 10 minuten
Hoe: in stilte, je mag oortjes in.
Klaar? Lezen in je leesboek.
Hulp? Steek je vinger op als je hulp nodig hebt.

Slide 47 - Slide

Welk verband vind je in de volgende zin?

Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
vergelijkend

Slide 48 - Quiz

Welk verband vind je in de volgende zin?

Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had.
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
vergelijkend

Slide 49 - Quiz

Welk verband vind je in de volgende zin?

Dit jaar wil ik op vakantie naar Turkije en dat kost nogal wat.
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
vergelijkend

Slide 50 - Quiz

Noteer het signaalwoord en het verband:

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.

Slide 51 - Open question

Noteer het signaalwoord en het verband:

Het is dus belangrijk om regelmatig het huiswerk te controleren.

Slide 52 - Open question

Noteer het signaalwoord en het verband:

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.

Slide 53 - Open question