Feit, mening, argument, Hoofdstuk 4, les 2

Welkom/ Socialiseren
Mobiel in de koffer.
Pak je spullen.
Laptop dicht.











timer
5:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom/ Socialiseren
Mobiel in de koffer.
Pak je spullen.
Laptop dicht.











timer
5:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

- feit, mening, argument van Hoofdstuk 4

- lezen uit je boek

- filmpje lezen H4 

- quizvragen

- aan het werk met H4

- vragen - ??? - 

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Lesdoel
  • Je weet wat feiten en meningen zijn
  • je kan van beide een voorbeeld geven. 
  • je kan in een tekst feiten en meningen herkennen. 

Slide 4 - Slide

Theorie 
Feiten: een feit kun je controleren.
Meningen: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Feit of mening?
Elke M&M wordt bedrukt met een kleine letter 'm'
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video


Feit/mening
Noem één feit en één 
mening over katten:

Slide 10 - Open question


Feit/mening/argument:
Noem één feit, één mening en één argument over honden

Slide 11 - Open question


Feit/mening/argument:
Noem één feit, één mening en één argument over kippen

Slide 12 - Open question

wat is een argument?
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vindt

Slide 13 - Quiz

'Ik kon mij totaal niet inleven in Isabel, ze deed telkens zo gek.'
Dit is een...
A
feit
B
feit + argument
C
mening + argument
D
mening

Slide 14 - Quiz

1. De smartphone is onmisbaar.
2. Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
2 = feit
B
2 = mening
C
2 = argument

Slide 15 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij vreemde ideeën heeft.
A
argument
B
Mening
C
feit

Slide 16 - Quiz

Wat doe je als je een argument weerlegt?
A
Dan bevestig je het argument
B
Dan bedenk je een argument
C
Dan herhaal je een argument
D
Dan ga je tegen het argument in

Slide 17 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Aan welke woorden herken je een mening?
A
ik doe
B
ik vind
C
ik neem
D
ik geef

Slide 19 - Quiz

Aan welke woorden herken je een argument?
A
daarom , namelijk
B
de, het, een
C
geen, waarom
D
reden/verklaring

Slide 20 - Quiz

aan het werk
1. LEZEN - hoofdstuk 4 -  blz. 126
* opdrachten afmaken t/m 7 + extra 
2. afmaken +  inleveren filmverslag

timer
15:00

Slide 21 - Slide

Wat vond je goed of minder goed aan deze les?

Slide 22 - Open question