Oefentoets kruisingen en stambomen

1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Regels in de les:
Bij binnenkomst: Telefoon in de telefoontas
                                    Ga op je vaste plek zitten
                                    Pak je boek
Tijdens de les:   1 persoon praat!

Slide 2 - Slide

Oefentoets kruisingen
Deze toets is bedoeld om te checken of je de stof begrijpt
Telt niet mee voor een cijfer
Je hebt nodig: Kladblaadje + pen
Begrijp je en vraag niet, noteer het op je blaadje en ga verder met de toets
Na afloop bespreken we de toets klassikaal
Succes!

Slide 3 - Slide


Hoe noteer je 'heterozygoot?
A
aa
B
Aa
C
AA

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 5 - Quiz

F2 staat voor:
A
De ouders
B
De nakomelingen die uit de P zijn gekomen
C
De nakomelingen die uit de F1 zijn gekomen
D
Dit kan je niet weten

Slide 6 - Quiz

Bruine ogen is dominant over blauwe ogen. Een heterozygote man (qua oogkleur) krijgt een dochter met een blauwogige vrouw. Hoeveel procent kans is er dat zij kinderen krijgen met bruine ogen?

Laat zien met een kruisingsschema. (op een kladblaadje!)

Slide 7 - Open question

Bij het hangoorkonijn komt bruine en witte vacht-
kleur voor. Een homozygoot bruin mannetje
paart met een wit vrouwtje. Bruine vachtkleur is
dominant. Hoeveel procent van de
nakomelingen zijn heterozygoot?
Maak een kruisingsschema op het kladblaadje!

A
100%
B
25%
C
75%
D
0%

Slide 8 - Quiz

De nakomelingen van de vorige vraag
worden gekruist en krijgen dus ook
jongen. Maak je kruisingsschema af t/m de F2.

Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
25%
C
75%
D
0%

Slide 9 - Quiz


A
Beide planten zijn heterozygoot
B
Beide planten zijn homozygoot
C
De ene plant is heterozygoot en de andere homozygoot

Slide 10 - Quiz

Een meisje heeft de genen voor de oogkleur: aa.
Zij is dan:
A
Homozygoot recessief
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant

Slide 11 - Quiz

De meeste konijnen zijn kortharig, maar er bestaan ook langharige konijnen. Kort haar is dominant.
Een heterozygoot mannetje paart met een langharig vrouwtje.
Hoe groot is de kans op nakomelingen met kort haar?
A
25%
B
50%
C
0%
D
100%

Slide 12 - Quiz

Als een zwartharige stier, roodharige nakomelingen kan krijgen. Is hij dan heterozygoot of homozygoot?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot

Slide 13 - Quiz

Een heterozygote man met bruin haar kruist met een homozygote vrouw met blond haar.
Wat weet je over de kans op haarkleur bij de nakomelingen
A
25 % van de nakomelingen heeft blond haar
B
50 % van de nakomelingen heeft blond haar
C
75 % van de nakomelingen heeft blond haar
D
100 % van de nakomelingen heeft blond haar

Slide 14 - Quiz

Konijnen komen voor met hangoren en normale oren.
Informatie : Een hangoorkonijn krijgt voor 50% nakomelingen met normale oren.

Vraag: Welk genotype hadden de ouders van deze nakomelingen?
A
bb en BB
B
bb en Bb
C
Bb en Bb
D
bb en bb

Slide 15 - Quiz

Twee heterozygote kuifkanaries worden onderling gekruist. Hoeveel % van de kinderen van het 1e paar heeft een kuif?Laat dit zien met een kruisingsschema. (kladblaadje)


Slide 16 - Open question

Bij cavia’s is zwart haar dominant over wit haar. Twee heterozygote cavia’s worden met elkaar gekruist.

Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?

Slide 17 - Open question

In een aquarium kruipen appelslakken. De strepen van de schelp worden bepaald door een dominant gen (R). De slakken hebben nakomelingen gekregen waarvan er 87 strepen hebben en 35 zonder.
Wat waren de genotypen van de ouders?

Slide 18 - Open question

Een homozygote zwarte kater wordt gekruist met een homozygote
roodbruine poes. Een zwarte nakomeling (F1-generatie) wordt vervolgens gekruist met een heterozygote zwarte poes.
Welke kleur hebben de nakomelingen van de derde generatie (F2)?
Leg je antwoord uit met een kruisingsschema. (kladblaadje)


Slide 19 - Open question

Het gen voor reuzengroei bij mensen is dominant over het gen voor normale groei. Wat kan het genotype van deze mensen zijn?



krijgt allemaal nakomelingen met reuzengroei
kan ook nakomelingen krijgen met normale groei
bB
BB
bb
Bb

Slide 20 - Drag question

Er zijn konijnen met lange oren en korte oren. Er vindt een kruising plaats.  
De F1 nakomelingen bestaan voor 50% uit heterozygoten
Drie konijnen hebben lange oren en één konijn heeft korte oren. 
Wat waren de genotypen van de ouders? 
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa

Slide 21 - Drag question

Lust jij spruitjes?
Stel dat spruitjes lekker vinden een recessieve eigenschap is.

Wanneer is de grootste kans dat er nakomelingen komen die spruitjes lekker vinden? Wanneer de kleinste kans?
Zet het genotype van de ouders op volgorde voor de meeste kans tot geen kans.
 



1.
grootste kans
3.
geen kans
2

beide ouders 
Bb
1 ouder BB
1 ouder bb
beide ouders
bb

Slide 22 - Drag question

Er zijn lang-snavelige en kort-snavelige ara's.
Er vindt een kruising plaats. 
De F1 nakomelingen bestaan voor 50% uit heterozygoten
Drie ara's zijn lang-snavelig en één ara is een kort-snavelige ara.
Wat waren de genotypen van de ouders?
uitleg

      A  a
A AA Aa 
a Aa  aa 
Hoofdletter A (lang-snavelig : Aa en AA: 3 ara's) 50% Aa 
kort-snavelig: aa (1 keer aanwezig)
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa

Slide 23 - Drag question

In een stamboom staat een vierkantje voor:
A
De man
B
De vrouw
C
De kinderen

Slide 24 - Quiz

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 25 - Quiz

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 26 - Quiz

Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 27 - Quiz


Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond

Slide 28 - Quiz

De personen 1 en 2 krijgen een dochtertje.
Sluik haar = dominant.

Is uit de stamboom af te leiden welk haartype het meisje zal hebben?

Zo ja, zal het meisje krullend haar of sluik haar krijgen?
A
Nee, dat is niet uit de stamboom af te leiden.
B
Ja, het meisje zal krullend haar hebben.
C
Ja, het meisje zal sluik haar hebben.

Slide 29 - Quiz