Woordenschat H5 - deel 2

Woordenschat H5
Uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordenschat H5
Uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart

Slide 1 - Slide

Na deze les:

  • Ken je nieuwe uitdrukkingen die uit de handel en scheepvaart komen
  • Kun je van deze uitdrukkingen de betekenis uitleggen

Slide 2 - Slide

Vandaag
Terugblik vorige les (15 minuten)
Opdracht 2 bespreken (5 minuten)
Opdracht 3 bespreken (5 minuten)
Aan de slag (resterende tijd)

Slide 3 - Slide

Handel en scheepvaart
Nederland is van oudsher een handelsland. De scheepvaart speelde daarbij een belangrijke rol.

 

Aan de handel en de scheepvaart hebben we veel spreekwoorden en uitdrukkingen te danken.



Slide 4 - Slide

Noem een uitdrukking uit de handel of scheepvaart die je nog weet van de vorige les.

Slide 5 - Open question

Wat betekent deze uitdrukking?

"In zee gaan met"
A
populair zijn
B
samenwerken
C
toezicht houden
D
de leiding hebben

Slide 6 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Op de fles gaan"
A
dronken worden
B
duur zijn
C
boodschappen doen
D
failliet gaan

Slide 7 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Over de brug komen"
A
de leiding hebben
B
oversteken
C
betalen
D
repareren

Slide 8 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Bakzeil halen"
A
terugkrabbelen
B
boodschappen doen
C
duur zijn
D
een brood bakken

Slide 9 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Een streep door de rekening"
A
korting krijgen
B
betalen
C
weglopen
D
een tegenvaller

Slide 10 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Een brug te ver zijn"
A
betalen
B
te ver gaan
C
uitschelden
D
samenwerken

Slide 11 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Kant noch wal raken"
A
verkeerd rijden
B
een boottocht maken
C
onzin zijn
D
nergens bij horen

Slide 12 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Op de markt komen"
A
te koop aangeboden worden
B
boodschappen doen
C
naar buiten gaan
D
samenwerken

Slide 13 - Quiz

Huiswerk voor vandaag
Opdracht 2 en 3 van H5 

Slide 14 - Slide

Opdracht 2
Vraag 2
4 zich kunnen veroorloven: kunnen betalen
6 manipuleren: beïnvloeden
7 vooralsnog: voorlopig
10 relatief: in verhouding; in relatie tot
11 tot nader order: tot later
12 laboratorium: werkplaats voor onderzoek


Slide 15 - Slide

Opdracht 2
Vraag 3
1 momenteel: op dit moment; nu
2 eenstemmig: hetzelfde zeggend, van dezelfde inhoud
3 kapitaalkrachtigen: rijken
5 massaal: met veel mensen samen
8 voedingswaarde: zorgen voor een volle maag; hongerbevrediging
9 beangstigend: angstaanjagend; eng
13 optie: mogelijkheid
14 calorieën: voedingsstoffen waar ons lichaam energie van krijgt

Slide 16 - Slide

Opdracht 3
Sleep de juiste uitdrukkingen naar de juiste betekenissen. 

Slide 17 - Slide

Liever een klein verlies accepteren dan alles verliezen.
Je echte karakter blijkt pas op het beslissende moment.
Om winst te kunnen maken, moet je eerst geld uitgeven. 
Als de baas toekijkt, gaat alles beter.
Beter een anker kwijt dan een heel schip
Bij het scheiden van de markt leer je de kooplui kennen
De kost gaat voor de baat uit
Het oog van de meester maakt het paard vet

Slide 18 - Drag question

Je geeft degene voor wie je werkt, altijd gelijk. 
Als je handelt in bepaalde goederen, gebruik je ze waarschijnlijk zelf ook.
Je moet het doen met de middelen die je hebt.
Je moet bij de tijd blijven.
Je moet roeien met de riemen die je hebt.
Op de wind van gisteren kun je vandaag niet zeilen.
Wie appelen vaart, die appelen eet.
Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.

Slide 19 - Drag question

Klassikaal
- Opdracht 2.4 en 2.5 en opdracht 5 maken we klassikaal 

Slide 20 - Slide

Welke opmerking past het beste bij deze les?
Ik ken nu meer uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart
Het ging snel, maar met herhaling weet ik het wel
Ik heb nog vragen
Ik vond het leuk, maar niet per se leerzaam
Ik vond het saai

Slide 21 - Poll