What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
WW spelling - tegenwoordige tijd
Werkwoordspelling t.t.
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoordspelling t.t.
Slide 1 - Slide
timer
20:00
Slide 2 - Slide
Lesplanning
Uitleg werkwoorden tegenwoordige tijd
Oefenen
Instaptoets H2 + paragraaf 2.1 maken
Slide 3 - Slide
Waarom is het belangrijk om foutloos te schrijven?
Slide 4 - Slide
Foutloos schrijven is belangrijk, omdat:
je elkaar beter begrijpt
bedrijven je niet serieus nemen als er allemaal fouten in je tekst staan
foutloze teksten sneller worden geloofd en betrouwbaarder gevonden
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
Slide 7 - Slide
De persoonsvorm vinden
1.
Zet de zin in een andere tijd.
De persoonsvorm verandert van tijd.
2.
Maak van enkelvoud, meervoud of andersom.
De persoonsvorm verandert.
Ik loop naar school.
Ik
liep
naar school.
Wij
liepen
naar school.
Slide 8 - Slide
Persoonsvorm t.t.
Hele werkwoord - 'en' = stam/ik-vorm (rennen > ren)
Stam is altijd uitgangspunt!
rennen
gebeuren
verhuizen
ik ren gebeur verhuis
hij/zij/het ren
t
gebeur
t
verhuis
t
wij renn
en
gebeur
en
verhuiz
en
Slide 9 - Slide
Persoonsvorm t.t.
Slide 10 - Slide
TIP
Vervang het werkwoord door een vorm van
lopen
Ik
word
daar blij van. Hij
wordt
daar blij van.
Ik
loop
daar blij van. Hij
loopt
daar blij van.
Je hoort geen '
t
', dus je schrijft ook geen '
t
'!
Slide 11 - Slide
Steffen ..... (bieden) haar geen kans
A
bied
B
biedt
Slide 12 - Quiz
doden
De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
Slide 13 - Quiz
....(beloven) je broer het aan jou?
A
beloofd
B
belooft
C
beloof
D
beloven
Slide 14 - Quiz
Eric ... de spullen naar zijn nieuwe werkplek.
A
verhuist
B
verhuisd
Slide 15 - Quiz
Het is koud dus ..... (kleden) je warm aan
A
kleed
B
kleedt
Slide 16 - Quiz
Kun je me nog eens uitleggen wat je daarmee .... (bedoelen)?
A
bedoeld
B
bedoelt
Slide 17 - Quiz
De automobilist ... met 300 km per uur over de snelweg.
A
racet
B
raced
Slide 18 - Quiz
Opdracht
Vind de werkwoorden in de tegenwoordige
tijd die fout zijn gespeld.
timer
8:00
Slide 19 - Slide
Aan de slag
Maak de instaptoets van Taalverzorging 2
Maak Taalverzorging 2.1
(opdracht 1, 2 + extra opdrachten 1, 2 en 3)
Slide 20 - Slide
More lessons like this
WW spelling - tegenwoordige tijd
March 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
WW spelling - retail n4
October 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Thema 1 les 3: IK MOET! Of mag ik?
July 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Lager onderwijs
WW spelling - tegenwoordige tijd
October 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
M4 herhaling werkwoorden
March 2022
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1-3
Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling
May 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
Les 6: pv tt en pv vt
January 2021
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1