ECO 3GT MRN Per3 L11 H6.3/4 marktaandeel, variabele kosten

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag
Leer je wat een marktaandeel is, en hoe je dit berekent.
Ook leer je wat vaste en variabele kosten zijn en hoe je met de kosten en omzet je winst berekend.

Slide 2 - Slide

Vandaag
Leer je wat een marktaandeel is, en hoe je dit berekent.
Ook leer je wat vaste en variabele kosten zijn en hoe je met de kosten en omzet je winst berekend. Dit gaan we doen:
  • Marktaandeel rekenvoorbeeld
  • Korte terugblik: vraag en aanbod
  • Uitleg vaste en variabele kosten
  • Opgaven maken

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Op het bord
VS: 159,4 mln. hebben een Iphone, hoeveel smartphones?
159,4 : 37 x 100 = 431 mln.

DU: 21,3 mln. hebben een samsung. Hoeveel hebben er een apple? 21,3 : 34 x 19 = 11,9 mln.

Slide 5 - Slide

Vraag en aanbod
De wet van vraag en aanbod: de prijs heeft invloed op de vraag en op het aanbod

Slide 6 - Slide

Vraag en aanbod
Stel je  bent de enige aanbieder en verkoopt 60.000 kg, wat is je omzet dan?

Slide 7 - Slide

Vraag en aanbod
Stel je bent de enige aanbieder en verkoopt 60.000 kg, wat is je omzet dan?

60.000 x € 1,4 = 
€ 84.000

Slide 8 - Slide

Wints berekenen
Prijs x afzet = omzet

Omzet - kosten = winst

Slide 9 - Slide

Twee soorten kosten

Slide 10 - Slide

Twee soorten kosten
Vaste kosten: kosten die gelijk blijven, hoeveel je ook produceert of verkoopt.

Slide 11 - Slide

Twee soorten kosten
Vaste kosten: kosten die gelijk blijven, hoeveel je ook produceert of verkoopt.
Variabele kosten

Slide 12 - Slide

Twee soorten kosten
Vaste kosten: kosten die gelijk blijven, hoeveel je ook produceert of verkoopt.
Variabele kosten: kosten die stijgen of dalen als je meer of minder verkoopt.

Slide 13 - Slide

Hoe verdient een pizzeria geld? vul in...

Slide 14 - Slide

Hoe verdient een pizzeria geld? vul in...

Slide 15 - Slide

Sneller produceren...
Productiecapaciteit: Hoeveel een bedrijf kan produceren in een periode.
Bijvoorbeeld: een fabriek kan 2.000 fietsen per jaar produceren.

Arbeidsproductiviteit: De productiecapaciteit per persoon.
Bijvoorbeeld: een fabriek maakt 2.000 fietsen per jaar, met 40 werknemers. Dit is een arbeidsproductiviteit van 50 per jaar

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
  • Maak voor jezelf, op een blaadje, opdracht 3-9 van H6§4 op pag. 172-174
  • Je het in je boek maken, of op een blaadje
  • Je mag je laptop gebruiken, of je boek
  • Je mag naast iemand zitten, maar blijft daar dan de rest van de les zitten
  • Samenwerken mag, maar je maakt zelf de opgaven
  • Vraag? steek je hand op, dan roep ik je naar voren
  • Gooien (wat dan ook), eten/drinken, propjes maken, niet luisteren = naam op het bord

Slide 17 - Slide