Koning=zitten op de grond
Vriend=staan
Kanibalen=schouderklopje buur-man/vrouw
Jacht=twee plekken naar voren (2 voorste gan naar achter)
Ongeveer een jaar later was de koning weer op jacht, toen hij gevangen werd genomen door kannibalen. De kannibalen hadden wel trek in een vorstelijk maal. Ze brachten hem naar het dorp, bonden hem vast en maakten een groot vuur. Toen ze de koning op het vuur wilde gaan roosteren, zagen ze dat de koning een duim miste. Bijgelovig als ze waren, ze aten immers nooit iemand die minder was dan heel, lieten ze de koning vrij.
De koning was aan de dood ontsnapt en besefte dat zijn vriend gelijk had. Hij ging naar de gevangenis, vertelde zijn verhaal en bood duizendmaal zijn excuses aan. ‘Het was een fout van mij om je naar de gevangenis te sturen. Sorry.’
‘Nee’, antwoordde de vriend, ‘dit is goed!’.
‘Huh?’ zei de koning. ‘Hoe bedoel je?’
‘Nou’, zei de vriend, ‘als ik niet in de gevangenis had gezeten, zou ik met jou op jacht zijn geweest en dan zou ik opgegeten zijn door de kannibalen.’