Kennismakingsspelletjes-RDS

Kennismakingsspellen

1). Kennismakingskwartet

2). De verhaaltrein

3). Goed kijken

4). Telefoontje

5). Gebarentaal/tekenen

1 / 11
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kennismakingsspellen

1). Kennismakingskwartet

2). De verhaaltrein

3). Goed kijken

4). Telefoontje

5). Gebarentaal/tekenen

Slide 1 - Slide

1). Kennismakingskwartet

Doel: kennismaken met elkaar en de grootste groep krijgen.

Opdracht:

1). Verdeel de klas in groepjes van 4.

2). Om de beurt kunnen de groepjes iemand uit een ander groepje vragen.

3). Bijv.: Groep 1 vraagt: Wij vragen René uit groep3. 

      Zit er toevallig een René in groep 3 dan gaat hij naar groep 1.

4). De groep die aan de beurt is, vraagt net zolang verder tot ze zich in een naam vergissen. 
      Dan is het volgende groepje aan de beurt. Uiteindelijk moet één grote groep ontstaan.

Wie gaat er winnen?

 

Slide 2 - Slide

2). De verhaaltrein

Doel: kennismaken met elkaar met een leuk opdrachtenverhaal.


Opdracht:

1). Iedereen gaat achter elkaar staan in 1 of 2 rijen.

2). De mentor gaat een verhaal vertellen en daarvoor heeft hij verschillende 

      woorden benoemd waarbij leerlingen een opdracht moeten doen.

3). De leerlingen die de opdracht niet doen of als laatste zijn, zijn af.

Slide 3 - Slide

2). Verhaal 1

  • Land=2 plekken naar voren (voorste gaan naar achteren)
  • Stad= 2 schouderklopjes buur-man/vrouw
  • Familie= 3x springen in de lucht
  • Wereld=naam voorganger zeggen


Toen ik nog jong was, wilde ik de wereld veranderen. Ik vond dit heel moeilijk. En dus probeerde ik mijn land te veranderen. Toen ik er achter kwam dat ik mijn land niet kon veranderen, begon ik me te richten op mijn stad. Ik kon als oude man mijn stad echter niet veranderen. Dus probeerde ik mijn familie te veranderen. Nu, als een oude man, realiseer ik me dat er maar een ding is wat ik echt kan veranderen en dat is mezelf.

Plotseling besef ik me dat als ik lang geleden had geweten dat ik alleen mezelf kon veranderen, dat ik dan een verschil had kunnen maken voor mijn familie. Mijn familie en ik hadden een verschil kunnen maken voor onze stad. En de mensen in onze stad hadden het hele land kunnen bereiken. Door dit te bereiken had de hele wereld er wel eens anders uit kunnen zien…

Slide 4 - Slide

2). Verhaal 2

Man=2x springen,  Mailadres=2 plekken naar voren (voorste gaan naar achteren), 10=omdraaien, Conciërge=2 schouderklopjes buur-man/vrouw, verzekeringsmaatschappij= omdraaien.

Een man solliciteerde voor de functie van conciërge. Een werkgever raakte enthousiast en wilde de man aannemen. ‘Geef me je email-adres dan stuur ik je het contract.‘Nou’, zei de man, ‘dat zal niet gaan. Ik heb geen emailadres.’
‘Sorry, maar dan kan ik je ook niet aannemen. Als je geen emailadres hebt, dan besta je niet.’

De man was ten einde raad. Hij had nog maar 10 euro over. Met zijn laatste geld kocht hij in de supermarkt 10 kilo tomaten. Hij verkocht de tomaten vervolgens huis-aan-huis. En in minder dan twee uur verdubbelde hij zijn bezit. Hij deed dit vervolgens nog drie keer die dag.

De man besefte dat hij hier een goed inkomen mee kon verdienen. Hij begon iedere dag eerder en werkte later door. Zijn kapitaal groeide en groeide. En vijf jaar later was hij directeur van een grote onderneming.

Hij belde op een dag met een verzekeringsmaatschappij voor de benodigde verzekeringen. Aan het einde van het gesprek vroeg de tussenpersoon zijn emailadres. ‘Die heb ik niet’, zei de man.
‘Huh? En je hebt zo’n mooie onderneming neergezet. Weet je wel wat je had kunnen zijn als je een emailadres had?’
‘Ja’, zei de man ‘een conciërge’.

Slide 5 - Slide

2). Verhaal 3

Koning=zitten op de grond

Vriend=staan

Kanibalen=schouderklopje buur-man/vrouw

Jacht=twee plekken naar voren (2 voorste gaan naar achter)


Een oude legende uit Afrika gaat over een koning en zijn goede vriend. Samen groeiden zij op. De vriend had de gewoonte om iedere gebeurtenis in zijn leven, zowel de positieve als de negatieve, te beschouwen als ‘Dit is goed.’

Op een dag waren de koning en zijn vriend op jacht. Ze hadden hun pistolen geladen. Alleen de vriend had iets verkeerds gedaan bij de voorbereiding van de wapens. De koning schoot met het pistool en verloor daarbij zijn eigen duim. De vriend keek naar de situatie en zei: ‘Dit is goed.’ ‘Nee’, zei de koning, ‘dit is helemaal niet goed!’ En hij stuurde zijn vriend naar de gevangenis.


Slide 6 - Slide

2). Vervolg verhaal 3

Koning=zitten op de grond

Vriend=staan

Kanibalen=schouderklopje buur-man/vrouw

Jacht=twee plekken naar voren (2 voorste gan naar achter)


Ongeveer een jaar later was de koning weer op jacht, toen hij gevangen werd genomen door kannibalen. De kannibalen hadden wel trek in een vorstelijk maal. Ze brachten hem naar het dorp, bonden hem vast en maakten een groot vuur. Toen ze de koning op het vuur wilde gaan roosteren, zagen ze dat de koning een duim miste. Bijgelovig als ze waren, ze aten immers nooit iemand die minder was dan heel, lieten ze de koning vrij.

De koning was aan de dood ontsnapt en besefte dat zijn vriend gelijk had. Hij ging naar de gevangenis, vertelde zijn verhaal en bood duizendmaal zijn excuses aan. ‘Het was een fout van mij om je naar de gevangenis te sturen. Sorry.’

‘Nee’, antwoordde de vriend, ‘dit is goed!’.
‘Huh?’ zei de koning. ‘Hoe bedoel je?’
‘Nou’, zei de vriend, ‘als ik niet in de gevangenis had gezeten, zou ik met jou op jacht zijn geweest en dan zou ik opgegeten zijn door de kannibalen.’

Slide 7 - Slide

2). Eigen verhaal

Doel: leerlingen maken kennis met elkaar en verzinnen een grappig eigenzinnig verhaal.


Opdracht: leerlingen staan tegenover elkaar en voeren een opdracht uit bij een woord.

De mentor leest op alfabetische volgorde de namen voor. Elke leerling mag een zin aan het verhaal koppelen.

De mentor begint met: er was eens...

Zegt de leerling een woord van het bord, dan voeren ze de opdracht uit.


Doen: schrijf woorden op een bord of misschien nog leuker.. laat elke leerling zelf een woord verzinnen.

Voorbeelden: Hamster, Waerdenborch, schrift, hond, kopieerapparaat, boom, pedaalemmer, schoolplein, basisschool, lerares, kunstgras, oliebol, ramenwasser, bankschroef, etc.




Slide 8 - Slide

3). Goed kijken

1). Ga tegenover elkaar staan in een tweetal

2). Bekijk elkaar een tijdje en draai je rug naar elkaar toe.

3). Een van beiden verandert iets aan zijn/haar uiterlijk.

4). Draai weer om en probeer te raden wat is er veranderd.

5). Wie heeft het goed?

      Variatie: Zelfde werkwijze, maar nu stelt de spelleider een vraag: 

      Bijv. wat is de kleur het t-shirt van je klasgenoot?  

      Regelmatig wordt er gewisseld van persoon.

Slide 9 - Slide

4). Telefoontje
Iedereen zit, hand in hand, in een kring, behalve 1, die in het midden staat. 
Iemand wordt aangeduid. Hij zal een telegram versturen. Hij zegt: “Ik stuur een telegram naar …”, met iemands naam erbij. Hierna knijpt hij in een van de 2 handen die hij vasthoudt, waarna hij zegt: “… en hij is vertrokken”. 
Het handenknijpen wordt nu doorgegeven: het is de telegram. Dus, als iemand naast jou in je hand knijpt, knijp jij in de andere hand die je vasthoudt. Als de telegram aangekomen is, zegt de persoon naar wie hij werd verzonden “ontvangen!”. 
De persoon in het midden moet proberen de telegram te onderscheppen, door te raden bij wie hij nu is. Hij mag slechts 3 keer raden. Variatie: zet ergens halverwege enkele “telefooncentrales”, die moeten rinkelen nadat ze de telegram doorgaven.

Slide 10 - Slide

5). Gebarentaal/tekenen
De groep wordt verdeeld in twee ploegen en zij plaatsen zich met de rug naar elkaar (minimaal 3 meter van elkaar).
De spelleider neemt van elke groep één persoon en plaatst deze met de rug naar elkaar in het midden. De anderen mogen zich omdraaien. Door tekenen en schijnbewegingen te maken moeten ze hun de persoon uit hun groep duidelijk maken wie achter hem staat. Nadat één van de twee werd geraden, begint het spel opnieuw.

Slide 11 - Slide