3TK Theme 4: Grammar Relative Clauses

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Today:

• Numo 100%?
• Heeft iedereen een B werkboek? Ophalen tussen 15u en 16u!

Grammar:

• Relative Pronouns (Betrekkelijke bijwoorden)
  
• Oefenen in de LessonUp
• Indien tijd: starten met huiswerk

Homework:

Ex. 12 - 15

Numo Taak (donderdag)

camera aan

microfoon uit

Joaquin, Niek P., Flootje, Lucas, Roos, Frederick, Monique, Feline, Jesse, Roan

een relative clause = bijzin

een stuk zin waarin je extra informatie geeft.

Je vertelt dus iets extra's over je onderwerp

Hij kocht een auto, die hij niet kon betalen

onderwerp

extra informatie

vb

vb

A bus is a big car , which carries a lot of people

A banana is a fruit, which is long and yellow

vb

vb

The man who is wearing the red shirt is very funny.

The postman who works in this village is very old. 

Er zijn drie verschillende relative pronouns :

who

which

that

1

who - extra informatie in de bijzin over een 

           persoon 

This is the man who built our house.

The girl who lives next door is very nice.

 A giant is someone who is very tall.

2

which - extra informatie in de bijzin over een

               dier of ding.

This is the dog which barks every night

There is the bridge which we have to cross.

3

that - gebruik je als het over personen, dieren of

           dingen gaat. 

This is the ring that I found yesterday.

Do you know the man that is speaking with Anne? 

DUS:

who/that

which/that

personen

ding/dier

Maar... dan kun je toch gewoon altijd that gebruiken? Nope! Daar kom ik zo op terug. Eerst even oefenen! 

An actress is a woman .......... plays in films or theatre plays.

1. who
2. which

The flowers ......... grow in the garden are beautiful.

1. who
2. which

Do you know the man ......... is speaking on the phone?

1. who
2. which

1

soms is de extra informatie in de bijzin niet nodig

Dit stukje zin staat altijd tussen komma's

EN bij deze zinnen mag je nooit that gebruiken

vb

Claire loves to go to the beach

Claire, who is my friend, loves to go to the beach

vb

The car broke down yesterday

The car, which is new, broke down yesterday

DUS:

who/that

which/that

personen

ding/dier

Na een komma mag je dus nooit that gebruiken!

Do you know the man........ is speaking with Anne?

1. who
2. that
3. which

Bill, ......... had fallen asleep on the sofa, suddenly roused himself.

1. who
2. that
3. which

Is this the woman ........ lost her purse?

1. who
2. that
3. which

The coat, ....... Dan had on yesterday, was made of pure alpaca

1. who
2. that
3. which

Heel netjes iets zeggen -->

                             dan zet je het voorzetsel voor in de zin

the house in which he used to live

vb

vb

The man to whom you wish to speak

whose

het wordt gebruikt als iets van iemand is: bezit

vb

He's a man whose opinion I respect

vb

A willow tree whose branches reached right to the ground

www.engelsgemist.nl

Today:

• Numo 100%?
• Heeft iedereen een B werkboek?

• Start nu met je huiswerk. 
  
• Blijf in de videoles tot het eind van de les.
  

Homework:

Ex. 12 - 15

Numo Taak (donderdag)