Vaste tekststructuren 2

Vaste tekststructuren 2
Deze les gaat verder waar de vorige gebleven is. Je oefent nog meer met het herkennen van vaste tekststructuren.

Lees tekst 3 op blz. 101 van je havo-boek
Wil je dat ik hem voorlees? Klik dan hier.


LINK
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vaste tekststructuren 2
Deze les gaat verder waar de vorige gebleven is. Je oefent nog meer met het herkennen van vaste tekststructuren.

Lees tekst 3 op blz. 101 van je havo-boek
Wil je dat ik hem voorlees? Klik dan hier.


LINK

Slide 1 - Slide

Herhaling - drie tekststructuren
Een tekst heeft altijd een vaste opbouw: inleiding-middenstuk-slot.
  • Als in de inleiding een probleem wordt genoemd, gaat het middenstuk over gevolgen, oorzaken en oplossingen.
  • Als in de inleiding een verschijnsel wordt genoemd, gaat het middenstuk over kenmerken, voorbeelden en oorzaken en gevolgen.
  • Als in de inleiding een vraag wordt gesteld, gaat het middenstuk over de antwoorden.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is het onderwerp van tekst 3?

Slide 4 - Open question

Wat is het schrijfdoel (tekstdoel) van de auteur?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 5 - Quiz

Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding? Noteer alleen de getallen.

Slide 6 - Open question

Uit welke alinea('s) bestaat het slot? Noteer alleen de getallen.

Slide 7 - Open question

Gebruik het volgende woord in een zin: 'vaccins' (al.3)

Slide 8 - Open question

Gebruik het volgende woord in een zin: 'complex' (al.3)

Slide 9 - Open question

Gebruik het volgende woord in een zin: 'immuunsysteem' (al.3)

Slide 10 - Open question

Gebruik het volgende woord in een zin: 'over de kling jagen' (al.6)

Slide 11 - Open question

Wat wordt bedoeld met 'dit soort onderzoek' (al.3)

Slide 12 - Open question

Waarom kan volgens Peter Heidt niet voor alle onderzoeken een computer gebruikt worden?

Slide 13 - Open question

Aan welke signaalwoorden zie je dat je in alinea 4 met een opsomming te maken hebt?

Slide 14 - Open question

Wat is voor Jurgen Seppen waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom een rat geen pijn mag hebben (al.5)?

Slide 15 - Open question

Waarom vindt Jurgen Seppen dat mensen zich beter druk kunnen maken over het doden van boerderijdieren in plaats van over het doden van proefdieren?

Slide 16 - Open question

Wat bedoelt Peter Heidt met 'een noodzakelijk kwaad' (al.7)?

Slide 17 - Open question

Welke structuur heeft deze tekst?
A
probleem/ oplossingstructuur
B
verklaringstructuur
C
vraag/ antwoordstructuur

Slide 18 - Quiz

Leg je antwoord op de vorige vraag uit.

Slide 19 - Open question

Vaste tekststructuren
In deze les leer je dat teksten vaak een vaste structuur hebben. 

Lees tekst 4 op blz. 102 van je havo-boek
Wil je dat ik hem voorlees? Klik dan hier.

LINK

Slide 20 - Slide

Wat is het onderwerp van tekst 4?

Slide 21 - Open question

Wat is het schrijfdoel (tekstdoel) van de auteur?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 22 - Quiz

Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding? Noteer alleen de getallen.

Slide 23 - Open question

Uit welke alinea('s) bestaat het slot? Noteer alleen de getallen.

Slide 24 - Open question

Montague werkt op het gebied van de 'computationele hersenwetenschap' (al. 1). Wat hebben computers met deze wetenschap te maken?

Slide 25 - Open question

Computer doen nooit iets met opzet. Welk argument voor deze uitspraak staat in alinea 3?

Slide 26 - Open question

Het middenstuk van deze tekst kun je in tweeën verdelen. Bij welke alinea begint het tweede deel? Noteer alleen het getal.

Slide 27 - Open question

Wat is het verband tussen de twee delen?
A
opsommend
B
vergelijkend
C
concluderend
D
tegenstellend

Slide 28 - Quiz

Welke 4 signaalwoorden voor een opsomming staan er in alinea 5?

Slide 29 - Open question

Wat wordt bedoeld met 'bandbreedte' in de laatste regel van alinea 5?

Slide 30 - Open question

Welke structuur heeft deze tekst?
A
probleem/ oplossingstructuur
B
verklaringstructuur
C
vraag/ antwoordstructuur

Slide 31 - Quiz

Leg je antwoord op de vorige vraag uit.

Slide 32 - Open question

Welke drie tekststructuren ken je?

Slide 33 - Open question