3m - H1.3 Vermogen en energie

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Startklaar
- Telefoon weg
- Jas uit
- Laptop ingelogd op Lessonup

Slide 2 - Slide

Wat neem je mee?
- Boek
- Laptop
- Geo
- Rekenmachine
- Pen + potlood + gum
- (Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap)
- Routekaart
- BINAS

Slide 3 - Slide

Wat geldt er voor de stroom-
sterkte bij een parallel-
schakeling?
A
I is overal gelijk
B
I splitst zich op
C
Itot = I1 = I2 = I3
D
Itot = I1 + I2 + I3

Slide 4 - Quiz

Wat hoort er op de puntjes?
A
5 A
B
1 A
C
8 A
D
4 A

Slide 5 - Quiz

Hoe groot is de spanning op het stopcontact?
A
16 V
B
110 V
C
230 V
D
325 V

Slide 6 - Quiz

Hoe heet de blauwe draad?
A
Aarddraad
B
Nuldraad
C
Fasedraad

Slide 7 - Quiz

Waar in de BINAS staan de formules over elektriciteit?
A
Tabel 10
B
Tabel 11
C
Tabel 12
D
Tabel 13

Slide 8 - Quiz

Wat is het symbool voor energie?
A
q
B
E
C
P
D
Q

Slide 9 - Quiz

Wat is de eenheid van elektrische stroom?
A
volt
B
kilowattuur
C
joule
D
ampère

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met het 
vermogen van een apparaat.

Je kunt berekeningen maken met spanning,
stroomsterkte en vermogen.

Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische 
energie in huis gemeten wordt.

Je kunt het energieverbruik uitrekenen en uitrekenen wat dit kost.

Slide 11 - Slide

Waarom energie?

Slide 12 - Slide

Energie en vermogen
  • Vermogen en energie zijn grootheden
  • Vermogen vertelt hoe fel een lamp is
  • Energieverbruik bepaalt de rekening

Slide 13 - Slide

Vermogen
  • Vermogen is: hoeveel elektrische energie een apparaat gebruikt per seconde.

  • De eenheid van vermogen is de watt (W)

  • Hoe hoger het vermogen, hoe meer licht!

Slide 14 - Slide

Wat is het vermogen van
het apparaat?
A
230 V
B
50 Hz
C
460 W
D
40.00

Slide 15 - Quiz

Vermogen berekenen

Slide 16 - Slide

Stap voor stap oplossen
Stap 1: Lees de opdracht
Stap 2: Noteer gegevens (en gevraagd)
Stap 3: Noteer de formules
Stap 4: Vul de gegevens in
Stap 5: Werk de berekening uit
Stap 6: Noteer de uitkomst
Stap 7: Controleer de uitkomst                                         

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Door een tosti-ijzer loopt een stroom van 3,2 A.
Hij is aangesloten op 230 V.
Bereken het vermogen.

Slide 19 - Open question

Welke formule klopt niet?
A
P = U × I
B
I = P / U
C
U = P / I
D
U = I / P

Slide 20 - Quiz

Zet op volgorde van toenemend vermogen

Slide 21 - Drag question

Energie
  • Het energieverbruik van een apparaat meet je door het vermogen keer de tijd te doen. 

  • De eenheid van energieverbruik is kilowattuur (kWh)

  • Dit wordt gebruikt om de energierekening te betalen!

Slide 22 - Slide

Energie meten
  • In de meterkast thuis zit een kWh-meter (kilowattuurmeter)

Slide 23 - Slide

Energie berekenen

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Een lampje heeft een vermogen van 100 W.
Hoeveel uur kan deze branden op 1 kWh?
A
1 uur
B
10 uur
C
100 uur
D
1000 uur

Slide 26 - Quiz

Sleep grootheid/eenheid naar de juiste plek
Vermogen
W
Stroomsterkte
I
Spanning 
volt
Energie
P
watt
ampère
A
U
V
kWh
kilowattuur
E

Slide 27 - Drag question

Een verwarming heeft een vermogen van 1500 W.
Deze staat 3 uur aan.
Bereken het energieverbruik.

Slide 28 - Open question

Aan de slag

Slide 29 - Slide

Wat betekent vermogen?

Slide 30 - Open question

Begrippen uit deze les
Energieverbruik
kilowattuurmeter
vermogen

Slide 31 - Slide

Begrippen uit deze les

Slide 32 - Slide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 33 - Open question


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 34 - Open question

Volgende les:
Practicum

Slide 35 - Slide