64. Deel 8a, blok 4, week 3 Minimumtoets

Reken uit:
6,31 x 4 =
1 / 21
next
Slide 1: Open question
RekenenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Reken uit:
6,31 x 4 =

Slide 1 - Open question

opgave  1
Ik kan cijferend vermenigvuldigen met  kommagetallen en tientallen.

Slide 2 - Slide

stappenplan
stap 1:
denk de komma weg en reken de som uit

stap 2:
zet de komma terug.
Kijk hoeveel getallen er achter de komma staan?
VOORBEELD:

4,16 X 3,2 =

Slide 3 - Slide


Slide 4 - Open question


Slide 5 - Open question

Reken uit:
6,4 x 5,7 =

Slide 6 - Open question

Reken uit:
71 x 39 =

Slide 7 - Open question

Reken uit:
44 x 92 =

Slide 8 - Open question

opgave 2
Ik kan breuken, kommagetallen, percentages en verhoudingen in elkaar omzetten.

Slide 9 - Slide

stappen plan
voorbeeldsom 20 van de 60
1. Maak er een breuk van en vereenvoudig dit. De GGD
2. De breuk is
3. De verhouding is nu 1 op de 3,
je zegt eerst de teller dan de noemer.
4. Nu reken je de procenten uit. 100% : 3 x 1 = 33,3 procent.
Dus dat is altijd 100 % : de noemer x de teller



Slide 10 - Slide

samen
Welke breuk hoort erbij?
Welke verhouding hoort  erbij?
Welk percentage hoort erbij?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Drag question

Ik kan een totaal of ander percentage uitrekenen op basis van dat wat ik al weet
20% is 50 gram,
hoeveel is 100%?

Slide 14 - Slide

Hoe reken jij dit uit?
  • Hoeveel trossen zijn 10% ?
  • Wat zou 100% zijn?

40% = 20 trossen druiven

Slide 15 - Slide

Nu jij
10% van de studenten 

Slide 16 - Slide

lees goed
1. wat weet je al
2. zet dit in een verhoudingstabel
3. Reken dan uit hoeveel 100% is.

Slide 17 - Slide

opgave 5 5

Ik kan vermenigvuldigen met kommagetallen.

Slide 18 - Slide

37,99 x 10 = ?

Slide 19 - Open question

2 kopjes koffie kosten 2,55
Hoeveel kosten 20 kopjes koffie?

Slide 20 - Open question

aan het werk
 
Deel 8a, blok 4, week 3
Minimumtoets

TIPS

1. Lees de som goed.
2. Gebruik je kladblok.
3. Wat weet je al?
4. Kijk goed welk antwoord je moet geven.

Slide 21 - Slide