Oefentoets elektriciteit Nova

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

Oefentoets elektriciteit

 hoofdstuk  4 ( 29 vragen)

Welk antwoord is GEEN spanningsbron?

1. schakelaar
2. batterij
3. dynamo
4. generator

Hoe heet een stof die elektrische stroom niet door laat?

1. isolator
2. koper
3. halfgeleider
4. geleider

Als de schakelaar uit staat is er sprake van.......

1. een open stroomkring
2. een lamp die blijft branden
3. een gesloten stroomkring
4. kortsluiting

Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Welke stof is dat hier?

1. aluminium
2. glas
3. koolstof
4. zout water

Elk onderdeel in een stroomkring heeft een eigen functie. Wat is de functie van de batterij?

1. levert energie
2. meet de energie in een stroomkring
3. vervoert energie
4. zet energie om in warmte

Wat is de eenheid van stroomsterkte?

1. Ampere (A)
2. Volt (V)
3. Watt(W)

Vier batterijen van 6 V worden in serie geschakeld. Dit levert een spanning op van:

1. 1,5V
2. 6V
3. 12V
4. 24V

Jeroen sluit een lampje van 3V op een spanningsbron van 12V. Wat gebeurt er?

1. lampje zal doorbranden
2. lampje zal fel branden
3. lampje zal niet branden
4. lampje zal zwak branden

Welke uitspraak over een parallelschakeling is waar?

1. branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit
2. de stroomsterkte is overal evengroot
3. er komen geen vertakkingen voor
4. je kunt elk lampje afzonderlijk aan zetten

Welke uitspraken over deze schakelingen is waar?

1. Het zijn allebei parallel schakelingen
2. Het zijn allebei serieschakelingen
3. bovenste is parallel en onderste is serie
4. bovenste is serie en onderste is parallel

In deze schakeling draait Carlo lampje 2 los. Wat gebeurt er met de andere lampjes?

1. lampje 1 gaat uit en 3 blijft branden
2. lampje 1 blijft branden en 3 gaat uit
3. lampje 1 en 3 blijven branden
4. lampje 1 en 3 gaan allebei uit

Welk nummer stelt een spanningsmeter voor?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 5

Het vermogen van een apparaat kun uitrekenen met de formule:

1. vermogen=spanning + stroomsterkte
2. vermogen= spanning : stroomsterkte
3. vermogen= spanning x stroomsterkte
4. vermorgen= spanning-stroomstekte

5mA=

1. 5000A
2. 50A
3. 0,005A
4. 0,5A

452 mA=

1. 0,452A
2. 45200A
3. 4,52A
4. 4520A

5,75 A=

1. 57,5 mA
2. 5750 mA
3. 0,575 mA
4. 0,00575 mA

0,85 A =

1. 85 mA
2. 0,0085 mA
3. 850 mA
4. 0,085 mA

Welk symbolen zijn hier weergegeven?

1. Dynamo, schakelaar en een lamp
2. Batterij, schakelaar en een lamp
3. Batterij, weerstand en een lamp
4. Batterij, schakelaar en een motor

Op welke manier zijn
deze 5 lampen geschakeld?

1. serie
2. parallel
3. gekruist
4. gegroepeerd

Welk antwoord is juist?

1. Als bij de linker schakeling 1 lamp stuk gaat blijven de andere lampen branden
2. Als bij de rechter schakeling 1 lamp stuk gaat blijven de andere lampen branden
3. Als bij de linker schakeling 2 lampen stuk gaat blijven de andere lampen branden
4. Als bij de rechter schakeling 1 lamp stuk gaat gaan de andere lampen uit

Gegeven: 230 V en 0,5 A
Gevraagd: Met welke formule kan ik het vermogen uitrekenen en wat is het juiste antwoord?

1. P = UxI P = 115W
2. P = U : I P = 460W
3. P = I : U P = 0,02W
4. P = U - I P = 229,5W

Hoe hoog is de netspanning in huis?

1. 230 V gelijkspanning
2. 12 V wisselspanning
3. 115 V gelijkspanning
4. 230 V wisselspanning

Op een verlengsnoer kan maximaal 1A stroom, Marije wil de volgende apparaten aansluiten: televisie 540mA, dvd speler 350 mA, computer 125 mA, en een bureaulamp 250 mA.
Reken uit of dit kan.

1. Ja, dit kan.
2. Nee, dit kan niet.

Reken het vermogen uit van het volgende apparaat: spanning is 230V en stroomsterkte is 2,5 A

1. 92 W
2. 227,5 W
3. 232,5 W
4. 575 W

Reken het vermogen uit van het volgende apparaat: spanning is 6 V en stroomsterkte is 0,5 A

Reken het vermogen uit van het volgende apparaat: spanning is 6 V en stroomsterkte is 0,15 A

1. 40 W
2. 6,15 W
3. 5,85 W
4. 0,9 W